SNELHEID OPSLAAN
Druk op toets 1 en ga op de normale
manier met de gewenste snelheid rij-
den.
Druk ten minste drie seconden op
toets 4 en laat de knop los. De snel-
heid van de auto is opgeslagen en het
gaspedaal kan worden losgelaten.
De auto blijft vervolgens constant
met de ingestelde snelheid rijden, tot-
dat zich één van de volgende omstan-
digheden voordoet:
– intrappen rempedaal;
– intrappen koppelingspedaal;
– als u de selectorhendel van de ver-
snellingsbak in de stand N zet.
BELANGRIJK Indien nodig (bij-
voorbeeld bij inhalen) kan de snelheid
simpel verhoogd worden door het
intrappen van het gaspedaal. Als u
daarna het gaspedaal loslaat, wordt de
opgeslagen snelheid weer aangehou-
den.
62
WEGWIJS IN UW AUTO
OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem wordt uitgeschakeld
door bijvoorbeeld het intrappen van
het rem- of koppelingspedaal, kan de
opgeslagen snelheid op de volgende
manier worden opgeroepen:
– geef geleidelijk gas, totdat de snel-
heid ongeveer gelijk is aan de opge-
slagen snelheid;
– schakel de versnelling in die inge-
schakeld was op het moment van het
opslaan van de snelheid (4
e
– druk op knop 3.
OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGEN
De opgeslagen snelheid kan op twee
manieren worden verhoogd:
1 - Trap het gaspedaal in en sla de
nieuwe snelheid op (houd knop 4 lan-
ger dan 3 seconden ingedrukt).
2 - Druk kort op knop 4: telkens als
de knop wordt ingedrukt, wordt de
snelheid met ongeveer 2,5 km/h ver-
hoogd. Als de knop ingedrukt wordt
gehouden, verandert de snelheid con-
tinu. Als de knop wordt losgelaten,
wordt de bereikte snelheid automa-
tisch opgeslagen.
Opgeslagen snelheid verlagen
De opgeslagen snelheid kan op twee
manieren worden verlaagd:
of 5
e
);
1 - Schakel het systeem uit (bijvoor-
beeld door het rempedaal in te trap-
pen) en sla vervolgens de nieuwe snel-
heid op (houd knop 4 langer dan 3
seconden ingedrukt).
2 - Houd knop 5 ingedrukt totdat de
nieuwe snelheid is bereikt die auto-
matisch blijft opgeslagen.