Het reservewiel uitnemen:
– verwijder de twee kunststof doppen
A-fig. 2;
– draai met de ratelsleutel B en het
verlengstuk F-fig. 5 de twee zicht-
baar geworden bouten C-fig. 2 los;
– draai de twee bouten C-fig. 3 aan
de binnenkant van de bumper los (uit-
voeringen chassis/cabine en pick-up);
fig. 2
fig. 3
128
NOODGEVALLEN
– haak de reservewielhouder los
door de sleutel E-fig. 5 in opening
L-fig. 4, aan de linkerzijde van de
steun, te steken en laat het reserve-
wiel zakken. Gebruik de wielsleutel
om het los-/vasthaken van de reser-
vewielhouder te vergemakkelijken.
fig. 4
fig. 5
3. VERWISSEL HET WIEL
1) Draai de wielbouten van het te
verwisselen wiel ongeveer één slag
los.
2) Draai het kartelwiel van de krik
D-fig. 5 zo, dat hij iets omhoog
komt.
3) Zet de krik onder de kriksteun
zo dicht mogelijk bij het te verwisse-
len wiel.
4) Waarschuw eventuele omstan-
ders dat de auto wordt opgekrikt;
zorg ervoor dat ze zich niet in de
nabijheid van de auto bevinden en de
auto vooral niet aanraken totdat de
auto weer geheel op de grond staat.
5) Steek het verlengstuk F-fig. 5
op de krik, bevestig vervolgens ratel-
sleutel B en krik de auto op, totdat
het wiel enkele centimeters los van
de grond is. Als u de ratelsleutel
draait, moet u zorgen voor voldoen-
de werkruimte, zodat u geen schaaf-
wonden aan uw hand oploopt door
contact met de grond.