De extra verwarming
verbruikt, hoewel in ge-
ringe mate, evenals de
motor brandstof. Om mogelijke
vergiftiging en verstikking te
voorkomen, mag de standver-
warming nooit, ook niet voor een
korte periode, worden ingescha-
keld in een afgesloten ruimte
zoals een garage of werkplaats
die niet is uitgerust met een af-
zuigsysteem voor uitlaatgassen.
– Zet de extra verwarming altijd uit
tijdens het tanken van brandstof en in
de nabijheid van tankstations om
brand- of explosiegevaar te voorko-
men.
– Parkeer de auto niet boven brand-
bare materialen zoals papier, gras of
droge bladeren: brandgevaar!
– De temperatuur in de nabijheid
van de verwarming mag niet boven
120°C komen (na spuitwerkzaam-
heden kan de temperatuur van de
carrosserie in een moffeloven boven
deze waarde uitstijgen). Hogere tem-
peraturen kunnen de componenten
van de elektronische regeleenheid
beschadigen.
– Tijdens de werking bij een
stilstaande motor verbruikt de ver-
warming elektrische energie van de
accu; daarom is een goede werking
van de dynamo bij draaiende motor
noodzakelijk om de accu weer
voldoende op te laden.
– Houdt u voor de controle van het
niveau van de koelvloeistof aan het-
geen beschreven is in de paragraaf
"Koelvloeistof" in het hoofdstuk
"Onderhoud van de auto". Het water
in het motorkoelsysteem moet mini-
maal 10% anti-vries bevatten.
– Wendt u voor onderhoud en
reparaties uitsluitend tot de Fiat-
dealer en gebruik uitsluitend originele
onderdelen.
ONDERHOUD
Laat de extra verwarming regelma-
tig (in ieder geval voor het winter-
seizoen) controleren door de Fiat-
dealer om verzekerd te zijn van een
veilige en economische werking en
een lange levensduur van de verwar-
ming.
WEGWIJS IN UW AUTO
55