Voor het inschakelen van de extra air-
conditioning moet draaiknop fig. 68 , op
het kanaal onder het dak, bediend
worden. Deze werkt alleen als de hoofd-
airconditioning is ingeschakeld.
De luchtstroom in het achterste
gedeelte wordt verdeeld via de
uitstroomopeningen die met hendeltje
A-fig. 69, op het kanaal onder het dak,
versteld kunnen worden.
Net zoals bij de Panorama- en Combi-
uitvoeringen is het ook bij de bestel-uit-
voeringen mogelijk om in de laadruim-
te een tweede airconditioning (option-
al) te plaatsen. Gebruik voor het in-
schakelen de bedieningsknoppen op het
kanaal van de airconditioning zelf.
fig. 68
AIRCONDITIONING
(KOELING)
Standen voor een snelle koeling:
1) Draaiknop voor de luchttempe-
ratuur: in het blauwe vlak
2) Airconditioning: druk op schake-
laar √
3) Schuif om het recirculatiesysteem
in te schakelen: in stand Ò
4) Draaiknop voor de luchtverdeling:
in stand O.
fig. 69
5) Draaiknop voor de aanjager:
schakel de gewenste snelheid in.
Voor een gematigde koeling: zet de
schuif in stand Ú, verhoog de tem-
peratuur en verlaag de snelheid van de
aanjager.
Schakel de airconditioning niet in
tijdens het verwarmen en ventileren,
maar gebruik daarvoor de basis-func-
ties van het verwarmings- en ventila-
tiesysteem (zie voorgaande hoofd-
stuk).
BELANGRIJK De airconditioning
is zeer bruikbaar om het beslaan van
de ruiten te voorkomen omdat door
de werking van de airconditioning de
lucht wordt gedroogd. Zet hiervoor
de bedieningsknoppen op ontwase-
men zoals hiervoor beschreven en
schakel de airconditioning in door de
schakelaar √ in te drukken.
WEGWIJS IN UW AUTO
49