WIELEN
EN BANDEN
BANDENSPANNING
De spanning van de banden, inclu-
sief het reservewiel, moet regel-
matig, om de twee weken en voor
een lange rit, worden gecontroleerd.
De bandenspanning moet bij koude
banden worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de ban-
denspanning toe (een natuurlijk ver-
schijnsel). Houd er daarom rekening
mee, dat bij een controle of oppom-
pen van warme banden de spanning
0,3 bar hoger moet zijn dan de voor-
geschreven waarde.
Zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning
de
"Wielen"
in
het
hoofdstuk
"Technische gegevens".
166
ONDERHOUD VAN DE AUTO
Bedenk dat ook de
wegligging afhankelijk is
van een juiste banden-
spanning.
Een onjuiste bandenspanning ver-
oorzaakt een onregelmatige slijtage
van de banden fig.16:
A - Juiste spanning: gelijkmatige slij-
tage van het loopvlak.
B - Te lage spanning: te grote slijta-
ge aan de zijkanten van het loopvlak.
C - Te hoge spanning: te grote slij-
tage in het midden van het loopvlak.
paragraaf
fig. 16
Door een te lage ban-
denspanning wordt de
band te heet, waardoor
er
onherstelbare
inwendige
schade aan de band kan ont-
staan.
Banden moeten worden vervangen
als de profieldiepte van het loopvlak
minder is dan 1,6 mm. Houdt u ech-
ter altijd aan de bepalingen van het
land waarin u rijdt.
BELANGRIJK Voorkom bruusk
remmen, met spinnende wielen
optrekken, enz.
Vermijd ook harde contacten tus-
sen banden en stoepranden, kuilen,
en andere obstakels. Het langdurig
rijden op een slecht wegdek kan de
banden beschadigen.
Controleer de banden regelmatig
op scheuren in de wangen en bulten
of slijtplekken op het loopvlak. Als
dit het geval is, wendt u dan tot de
Fiat-dealer.