Vul nooit motorolie bij
met andere specificaties
dan de olie waarmee de
motor is gevuld.
BELANGRIJK Na het bijvullen of
het verversen van de olie, moet u de
motor enige seconden laten draaien,
vervolgens de motor uitzetten en na
enige minuten het olieniveau contro-
leren.
MOTOROLIEVERBRUIK
De motor van een nieuwe auto
moet nog worden ingereden. Dit
betekent dat het motorolieverbruik
pas na de eerste 5.000 ÷ 6.000 km
stabiliseert.
BELANGRIJK Het motoroliever-
bruik hangt af van de rijstijl en de
gebruiksomstandigheden van de
auto.
Iedere 3.000 km of voor een lange
reis controleren en eventueel bijvul-
len: motoroliepeil.
Afgetapte motorolie en
gebruikte oliefilters be-
vatten stoffen die schade-
lijk zijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van
de motorolie en het vervangen
van het oliefilter door de Fiat-
dealer te laten uitvoeren. De
dealer beschikt over de uitrus-
ting voor het op milieuvriende-
lijke wijze en conform de wette-
lijke bepalingen verwerken van
afgewerkte olie en oliefilters.
KOELVLOEISTOF VAN HET
MOTORKOELSYSTEEM
Draai bij een warme
motor de dop van het
expansiereservoir nooit
los: gevaar voor verbranding.
Het niveau van de koelvloeistof
moet gecontroleerd worden bij een
koude motor en moet tussen het
MIN- en MAX-merkteken op het
expansiereservoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door
langzaam via de vulopening A-fig. 9
van het expansiereservoir een meng-
sel van 50% gedestilleerd water en
50% PARAFLU
11
van de FL Group
te gieten, totdat het niveau dicht bij
het MAX-merkteken staat.
Een mengsel van PARAFLU
gedestilleerd water in een mengver-
houding van 50% beveiligt tot een
temperatuur van –35°C.
Het koelsysteem staat
onder druk. Vervang de
dop zonodig alleen door
een exemplaar van hetzelfde
type, anders kan de werking van
het systeem in gevaar worden
gebracht.
fig. 9
ONDERHOUD VAN DE AUTO
11
en
159