Halogeenlampen
vatten gas onder druk.
Bij breuk kunnen er glas-
splinters wegschieten.
Halogeenlampen mag
u uitsluitend aanraken
op het metalen gedeel-
te. Als u de bol met uw vingers
aanraakt, zal de lichtopbrengst
van de lamp teruglopen en kan
ook de levensduur beperkt wor-
den. Als u de bol per ongeluk
toch hebt aangeraakt, moet u
hem schoonwrijven met een
doekje met alcohol en daarna
laten drogen.
130
NOODGEVALLEN
be-
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Als een lampje niet brandt, contro-
leer dan voordat u het lampje ver-
vangt of de bijbehorende zekering
niet is doorgebrand.
Zie voor de plaats van de zekerin-
gen de paragraaf "Een doorgebrande
zekering" in dit hoofdstuk.
Controleer voordat u een defect
lampje vervangt of de contacten niet
zijn geoxideerd.
Vervang een defecte lamp door
eenzelfde type met hetzelfde vermo-
gen. Een lamp met een te laag ver-
mogen geeft te weinig licht; een lamp
met een te hoog vermogen verbruikt
te veel energie. Als u een gloeilamp
in de koplamp hebt vervangen, con-
troleer dan altijd of de afstelling nog
goed is.
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 8
Op de auto zijn verschillende typen
gloeilampen gemonteerd:
A. Glasfittinglampen
Deze zijn voorzien van een klemfit-
ting. Verwijder de lampen door ze uit
de houder te trekken.
B. Gloeilampen met bajonet-
fitting
Verwijder de lampen door ze iets in
te drukken, linksom te draaien en uit
de houder te trekken.
C. Buislampen
Verwijder de lampen door ze uit de
veercontacten los te maken.
D. Halogeenlampen
Verwijder de lamp door de borg-
veer los te haken.