10.6
De machine parkeren
- VERBOD
- Parkeer de machine steeds op een vlak, hard en
genivelleerd terrein, waar geen gevaar op het vallen van
steenblokken, op aardverschuivingen of overstromingen
bestaat.
- Plaats de stabilisatoren op het terrein (waar aanwezig).
- Trek de arm helemaal in en breng hem naar beneden tot
op de grond.
- Schakel de parkeerrem in.
- Zet de hendel voor selectie van de rijrichting op de stand
" ".
- Laat de motor ongeveer 60 seconden aan het minimum
toerental draaien voordat hij wordt uitgeschakeld, zodat
de motor kan afkoelen.
- Breng de startsleutel naar de stand om de motor stil te
leggen.
- Haal de sleutel uit de startschakelaar.
- Blokkeer de hydraulische bedieningen met de daarvoor
bestemde systemen (indien aanwezig).
- Sluit de ramen en blokkeer ze met de daarvoor bestemde
handgrepen.
- Sluit de deur van de cabine met de sleutel.
- Plaats wiggen onder de wielen.
- Controleer of de machine geparkeerd is zodat ze geen
hindernis vormt voor het verkeer en op minstens 5 meter
afstand van spoorwegen staat.
- VERBOD
199
199
199