8.2.2
Reiniging en opslag van brandstof
De brandstof moet steeds rein gehouden worden.
Het volgende advies helpt om de kenmerken van de
brandstof ongewijzigd te houden.
- Gebruik nooit verzinkte recipiënten.
- Reinig de binnenkant van de reservoirs of onderdelen
van de toevoerinstallatie niet met doeken die afzettingen
achterlaten.
- De capaciteit van de tank (afbeelding hiernaast) moet
zodanig zijn dat de intervals tussen de ene en de andere
tankbeurt niet te lang zijn. Een capaciteit van 3000 liter is
voldoende voor een middelgroot bedrijf.
- De opslagtank moet overdekt zijn en steunen op een
redelijk hoge steun zodat het tanken gebeurt door de
zwaartekracht; onder de tank moet een opvangkuip
voorzien worden, die indien noodzakelijk de uitstromende
brandstof opvangt. Bovendien moet een luik voor de
ingang van een persoon voorzien worden die de reiniging
kan uitvoeren.
- De toevoerkraan moet zich boven de bodem bevinden
zodat afzettingen worden tegengehouden; bovendien
moet een verwijderbare filter voorzien worden. De tank
moet een helling van 40 mm per meter hebben in de
richting van de uitlaatdop van het bezinksel.
- De
brandstofvaten
(afbeelding
beschermd opgeslagen worden om waterinsijpelingen te
vermijden. Bovendien moeten ze onder een lichte helling
geplaatst worden zodat eventueel water uit de bovenlip
kan stromen. De brandstofvaten mogen niet te lang
opgeslagen worden voordat ze gebruikt worden.
- De doppen van de vaten die buiten worden bewaard,
moeten goed vastgedraaid zijn om waterinsijpeling te
vermijden.
- Na het bijvullen van brandstof de tanks of de vaten wordt
aanbevolen om de brandstof minstens twee uur te laten
rusten zodat het bezinksel van water en onzuiverheden
kan gebeuren voordat ze gebruikt worden.
138
138
138
hiernaast
moeten