7.17.6
Zwaailicht
Het zwaailicht "1" (Fig. 9- G4200) moet boven de stuurcabine
geplaatst worden en moet zowel op de werf als op de
openbare weg steeds in werking gesteld zijn.
Om het zwaailicht te plaatsen en te activeren, gaat men als
volgt tewerk:
1.
Maak het bovenste deel van de stuurcabine schoon en
droog die goed af.
2.
Plaats het zwaailicht op de stuurcabine.
3.
Steek de stekker van het zwaailicht in het stopcontact
aan de achterkant links van de cabine, onder de
achterruit.
4.
Zet het zwaailicht aan met behulp van de schakelaar
op het paneel op het dak.
De inschakeling van het zwaailicht is aangegeven door het
oplichten van het controlelampje op de schakelaar.
- AANDACHT
Sluit geen apparaten aan met een nominale
spanning van meer dan 12V en een
absorberend vermogen van meer dan 180W.
Gevaar voor beschadiging van de elektrische
installatie.
2
9- G4200
1
10-G4200
10-G4200
1
111
111
111