9.1.1
Controles vóór het gebruik van de werktuigen.
Raadpleeg de veiligheidsprocedures die van toepassing zijn vóór het gebruik van de machine waarop het
werktuig is gemonteerd.
Vóór ieder gebruik en na iedere installatie van een nieuw werktuig op de machine:
- Controleer of het werktuig correct is vastgemaakt aan alle spillen en of de pennen in de correcte positie zijn aangebracht.
- Er geen schade, slijtage of vervormingen zijn van de blokkeercomponenten van de uitrusting.
- De elektrische kabels of hydraulische leidingen, indien deze aanwezig zijn, in goede staat zijn en of die geen hinder veroorzaken
tijdens het gebruik van de uitrusting.
- Controleer of de werktuigen en de componenten waaruit die bestaan intact zijn, perfect werken en geen beschadiging
vertonen.
- Controleer of het draagvermogen van het werktuig groter is dan de last die men moet verplaatsen.
- Controleer of het werktuig en de aanwezige commando's in de cabine van de machine waarop het werktuig is geïnstalleerd
correct werken in een werkzone waar geen personeel of obstakels aanwezig zijn.
- Controleer of alle controlelampjes en indicators op de machine waarop het werktuig is gemonteerd werken.
- Controleer het richten wanneer de machine onbelast is.
- Controleer het niveau van de olie van het hydraulische circuit door het werktuig op maximumhoogte te brengen en de arm
van de machine maximaal uit te schuiven.
- Controleer of de stickers en de symbolen voor de veiligheid goed leesbaar zijn.
- Controleer de efficiëntie en de werking van de veiligheidsvoorzieningen.
- Controleer visueel de staat van de lassen, inspecteer de machine en controleer of er eventueel cavitaties, haarscheurtjes in de
metalen lasnaden of basisstructuur of andere problemen aanwezig zijn.
- Controleer eventuele vervormingen en/of wijzigingen van het materiaal te wijten aan temperatuurschommelingen of schade
door botsingen.
- Controleer de staat van slijtage van het werktuig.
- Controleer of op de machine de gebruikswijze met betrekking tot het geïnstalleerde werktuig is ingesteld.
- Controleer of de diagrammen met draagvermogen met betrekking tot de machine en het geïnstalleerde werktuig aanwezig
zijn.
In geval van een werktuig met hydraulische aansluitingen:
- Controleer of de leidingen in goede staat zijn en of ze geen belemmering vormen voor de bewegingen van de arm of van het
werktuig.
- Controleer de correcte aansluiting van de hydraulische leidingen (indien aanwezig), controleer verder of de functies van de
werktuigen niet zijn omgewisseld.
In geval van een werktuig met elektrische aansluitingen:
- Maak alle elektrische aansluitingen (indien aanwezig) schoon en zet ze vast. Controleer vóór elke werkshift of de elektrische
kabels niet losgekomen, getorst, verhard of beschadigd zijn. Laat de machine niet werken als er elektrische kabels losgekomen,
getorst, verhard of beschadigd zijn.
In geval van voorziening met afstandsbediening:
- Controleer of het knoppenpaneel/de afstandsbediening correct werken en of de batterijen opgeladen zijn.
In geval hefwerktuigen worden gebruikt
- Controleer de integriteit van de hefhaak, met inbegrip van de bijhorende beveiliging, en van de haakboutsluiting op de kabel.
156
156
156