5. Druk op
TPMS
.
N.B.
De auto moet stilstaan bij het starten van de
kalibratie.
6. Druk op
Kalibreren
.
7. Druk op
OK
om te bevestigen dat u de ban-
denspanning van alle vier de wielen hebt
gecontroleerd en aangepast.
8. Rijd in de auto totdat de kalibratie voltooid is.
Het kalibreren vindt plaats als de auto rijdt
op een snelheid van meer dan 35 km/h
(22 mph).
> Wanneer het systeem voldoende gege-
vens heeft verzameld om een geringe
bandenspanning te kunnen detecteren,
verandert de kleur van de banden op het
middendisplay van grijs in groen. Het sys-
teem geeft na afloop van de kalibratie
geen bevestiging.
Als u het contact uitschakelt voordat de
kalibratie is afgerond, hebben de banden
op het middendisplay de volgende keer
dat u de auto start geen grijze maar een
groene kleur, ondanks dat de kalibratie
niet is voltooid. Start een nieuwe kalibratie
en wacht met het uitschakelen van het
contact totdat de kalibratie is voltooid om
er zeker van te zijn dat een correcte kali-
bratie is uitgevoerd.
Als de kalibratie niet kan worden gestart,
verschijnt de melding
Kalibreren niet
gelukt. Probeer opnieuw.
N.B.
Vergeet niet om altijd het bandenspannings-
controlesysteem te kalibreren als u wielen
hebt vervangen of als de bandenspanning is
aangepast volgens de bandenspanningsstic-
ker of de bandenspanningstabel.
Als niet de juiste referentiewaarden zijn inge-
steld, kan het systeem niet op de juiste
manier waarschuwen voor een te lage ban-
denspanning.
De auto moet stilstaan met een draaiende
motor om toegang te krijgen tot de kalibra-
tieknop en het kalibratieproces te kunnen
starten.
WAARSCHUWING
De uitlaatgassen bevatten koolstofmonoxide.
Dit is onzichtbaar en geurloos, maar wel zeer
giftig. Het kalibreren moet daarom altijd bui-
tenshuis of in een werkplaats met afzuigin-
stallatie voor uitlaatgas gebeuren.
Gerelateerde informatie
.
•
Aanbevolen bandenspanning (p. 568)
•
Bandenspanning aanpassen (p. 567)
•
Bandenspanningsstatus op het middendis-
play* bekijken (p. 572)
WIELEN EN BANDEN
}}
571
* Optie/accessoire.