BESTUURDERSONDERSTEUNING
||
WAARSCHUWING
Wanneer u de snelheid weer hervat met de
stuurknop
, kan er een markante snel-
heidstoename volgen.
Gerelateerde informatie
•
Pilot Assist (p. 328)
Alleen bij gebruik van de linker richtingaanwijzers bij een auto met het stuur links of de rechter richtingaanwijzers bij een auto met het stuur rechts.
69
338
Inhaalassistent met Pilot Assist
Pilot Assist kan u helpen bij het inhalen van
andere voertuigen.
Hoe de inhaalassistent werkt
Als Pilot Assist een ander voertuig volgt en u
geeft met de richtingaanwijzer
69
wilt inhalen, dan helpt Pilot Assist door naar de
voorligger te accelereren voordat uw auto de
inhaalstrook heeft bereikt.
De functie vertraagt daarna de snelheidsverla-
ging om te vroeg afremmen te voorkomen als de
auto een langzamer voertuig nadert.
De functie is actief totdat u het ingehaalde voer-
tuig bent gepasseerd.
WAARSCHUWING
Let erop dat dit systeem mogelijk in meer
situaties wordt geactiveerd dan tijdens het
inhalen, zoals bij het gebruik van de richting-
aanwijzers om aan te geven dat u van rijbaan
wilt wisselen of wilt afslaan – de auto accele-
reert dan kort.
Gerelateerde informatie
•
Pilot Assist (p. 328)
Inhaalassistent van Pilot Assist
starten
Voorwaarden voor gebruik van de
inhaalassistent
Om de inhaalassistent te kunnen activeren, is het
te kennen dat u
volgende vereist:
•
er is een voorligger (doelvoertuig) aanwezig
•
de actuele snelheid van uw auto is mini-
maal 70 km/h (43 mph)
•
de opgeslagen snelheid voor Pilot Assist is
hoog genoeg om veilig te kunnen inhalen.
Inhaalassistent starten
Om de inhaalassistent te starten:
–
Activeer de richtingaanwijzer.
Gebruik de linker richtingaanwijzer bij een
auto met het stuur links of de rechter rich-
tingaanwijzer bij een auto met het stuur
rechts.
> De inhaalassistent wordt gestart.
Gerelateerde informatie
•
Pilot Assist (p. 328)