2.2.2 Toevoer- en retourtemperatuurvoeler
Voeler in staaf- of contactuitvoering op een goed toegankelijke plaats monteren.
Staafvoeler
Staafvoeler in een aanwezige dompelhuls steken en tot de aanslag vastdraaien.
Contactvoeler
De toevoerleiding, op de plaats waar de voeler moet worden gemonteerd, ontdoen van de iso-
latie en de leiding blank maken. Warmte geleidende pasta aanbrengen, voeler vast op de lei-
ding drukken en met de bijbehorende spanband vastzetten.
2.2.3 Ruimtetemperatuurvoeler
Voeler op een geschikte plaats op ong. 150 cm hoogte aan de wand bevestigen. In geen geval
mag de luchtcirculatie door kasten, gordijnen e.d. worden gehinderd.
3. Elektrische aansluitingen
3.1 Algemene instructies
OPGELET!
!
Bij het bekabelen en aansluiten van de regelaars moeten de VDE-voorschriften en de
voorschriften van de lokale energiebedrijven worden aangehouden. Deze werk-
zaamheden moeten door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
•
230 V voedingskabels en signaalkabels moeten gescheiden worden gelegd.
•
Digitale signaalkabels/buskabels en analoge kabels/voelerkabels moeten gescheiden
worden gelegd.
•
In installaties met hoge elektromagnetische stoorniveaus wordt aangeraden voor de analo-
ge bekabeling afgeschermde kabel te gebruiken. De afscherming moet aan de schakelkas-
tingang of uitgang worden geaard. De afscherming moet via de kortst mogelijke weg en
met de grootst mogelijk doorsnede worden uitgevoerd. Het centrale aardpunt moet met ten-
minste 10 mm2 op de randaarde PE worden aangesloten. In het algemeen wordt de af-
scherming slechts aan een zijde op de schakelkast aangesloten, behalve wanneer er een
potentiaalvereffening bestaat die wezenlijk laagohmiger is dan de afschermingsweerstand.
•
Ter verbetering van de storingsongevoeligheid moeten netkabels en signaalkabels met een
tussenruimte van minimaal 10 cm worden gelegd. Ook in de schakelkast verdient het aan-
beveling, voor een ruimtelijke scheiding van de net- en signaalkabels zorg te dragen.
•
In dezelfde schakelkast ingebouwde inductiviteiten, bijv. magneetspoelen, moeten van
daarvoor geschikte ontstoringsschakelingen (RC-elementen) worden voorzien.
Delen van de schakelkast met hoge veldsterkten zoals bijv. transformatoren of frequentie-
omvormers moeten met scheidingsplaten worden afgeschermd, die een goede massaver-
binding hebben.
Maatregelen voor overspanningsbeveiliging
Wanneer kabels buiten het gebouw, of over grote afstanden worden gelegd, dan moeten de
volgende maatregelen worden genomen:
•
Bij buiten gelegde kabels moet de afscherming in staat zijn tot stroomvoering en aan beide
zijden zijn geaard.
•
De overspanningsafleiders moeten bij de toegang in de schakelkastingang worden inge-
bouwd.
8