Inhoudsopgave
Advertenties
Verloop van de verwarmingsregeling
Installatie 9 is voor de regeling van een radiatorverwarming in combinatie met een vloerver-
warming en een boilerwaterverwarming bedoeld.
De toevoertemperatuur van het radiatorcircuit wordt via toevoertemperatuurvoeler VF1 en re-
gelventiel RK1 uitgeregeld. Het vloerverwarmingscircuit heeft maximaal de beschikking over
de toevoertemperatuur van het radiatorcircuit conform de verwarmingskarakteristiek voor re-
gelkring RK1. Het lagere niveau van de toevoertemperatuur in het vloerverwarmingscircuit
wordt via toevoertemperatuurvoeler VF2 en mengventiel RK2 uitgeregeld.
Bij gereduceerd bedrijf in het radiatorcircuit wordt de toevoertemperatuur daarvan slechts zo-
ver gereduceerd, dat de toevoertemperatuur van het vloerverwarmingscircuit conform de ver-
warmingskarakteristiek voor de regelkring RK2 niet wordt onderschreden. Wanneer alleen het
radiatorcircuit afhankelijk van de buitentemperatuur moet worden uitgeschakeld, maar niet het
vloerverwarmingscircuit, dan wordt via toevoertemperatuurvoeler VF1 ondanks een uitgescha-
kelde circulatiepomp UP1 verder een toevoertemperatuur conform de verwarmingskarakteris-
tiek voor de regelkring RK1 uitgeregeld. Functies zoals optimalisatie, aanpassing of korte tijd
aanpassing staan na het bijschakelen van de ruimtetemperatuur alleen voor het radiatorcircuit
ter beschikking. Ook een aangesloten afstandsbediening beïnvloedt alleen het bedrijf van het
radiatorcircuit. Zomerbedrijf leidt tot uitschakeling van beide verwarmingscircuits. De parame-
ter "grenswaarde buitentemperatuur voor uitschakeling gereduceerd bedrijf" heeft alleen in-
vloed op het radiatorcircuit!
Verloop van de warmwatervoorziening
Wanneer de watertemperatuur in de boiler de temperatuurwaarde "warmwatervoorziening
AAN" resp. de op de boilerthermostaat ingestelde waarde onderschrijdt, dan wordt het vullen
van de warmwaterboiler gestart. Over het algemeen probeert de regelaar, de op dit tijdstip ac-
tuele toevoertemperatuur op de ingestelde "vultemperatuur" aan te passen, voordat de boiler-
pomp wordt gestart. In dergelijke bedrijfssituaties kan de toevoertemperatuur van het radiator-
circuit met 10 K worden verhoogd, max. echter tot de ingestelde begrenzing "max. toevoertem-
peratuur". Bij uitgeschakelde verwarmingscircuits faalt deze poging; de boilerpomp gaat di-
rect in bedrijf, of – bij aangesloten Retourtemperatuurvoeler – met FB 20 = AAN, keuze retour-
temperatuurafhankelijk inschakelen, pas in bedrijf wanneer de retourtemperatuur de tempera-
tuur van de boilertemperatuurvoeler SF1 heeft bereikt.
Met de standaard instelling FB 9 = UIT – voorrang, d.w.z. radiatorcircuit gedurend actieve
warmwatervoorziening uitgeschakeld en vanaf versie 2.15 menger dicht – kunnen langdurige
vulprocedures na 20 minuten voor de duur van 10 minuten worden onderbroken door verwar-
mingsbedrijf. Hiervoor moet de instelling functieblok FB 9 = UIT, keuze "20" worden uitge-
voerd.
Met de instelling FB 9 = AAN, keuze "PU" – pomp-parallelbedrijf – blijft de verwarmingscircu-
latiepomp UP1 alleen in bedrijf, wanneer de verhoging van de toevoertemperatuur in het ver-
warmingscircuit max. 10 K – ten hoogste de "max. toevoertemperatuur" – bedraagt.
Wanneer het beschikbare vermogen voor parallelbedrijf te laag is, zodat de vultemperatuur
met meer dan 5 K onder de ingestelde waarde blijft, wordt het verwarmingsbedrijf gedurende
10 minuten onderbroken. De tijdsperiode tot aan het einde van het parallelbedrijf is in FB 9 in-
stelbaar. Het vloerverwarmingscircuit wordt bij de keuze van pomp-parallelbedrijf door de
warmwatervoorziening niet beïnvloed!
Wanneer de watertemperatuur in de boiler de temperatuurwaarde "warmwatervoorziening
UIT" resp. de op de boilerthermostaat ingestelde waarde heeft bereikt, wordt het vullen beëin-
digd. Dit wordt bij een overeenkomstig hogere toevoertemperatuurvraag van het radiatorcir-
39
Advertenties
Inhoudsopgave
