Verloop van de warmwatervoorziening (TWE)
Wanneer de watertemperatuur in de boiler de temperatuurwaarde "warmwatervoorziening
AAN" resp. de op de boilerthermostaat ingestelde waarde onderschrijdt, dan wordt het vullen
van de warmwaterboiler gestart.
Over het algemeen probeert de regelaar, de op dit tijdstip actuele toevoertemperatuur op de in-
gestelde "vultemperatuur" aan te passen, voordat de boilerpomp wordt gestart. In dergelijke
bedrijfssituaties kan de toevoertemperatuur van het verwarmingscircuit met 10 K worden ver-
hoogd, max. echter tot de ingestelde begrenzing "max. toevoertemperatuur".
Bij een uitgeschakeld verwarmingscircuit faalt deze poging; de boilerpomp gaat direct in be-
drijf, of – bij aangesloten Retourtemperatuurvoeler – met FB 20 = AAN, keuze retourtempera-
tuurafhankelijk inschakelen, pas in bedrijf wanneer de retourtemperatuur de temperatuur van
de boilertemperatuurvoeler SF1 heeft bereikt.
Met de standaard instelling FB 9 = UIT – voorrang, d.w.z. verwarmingscircuit gedurend actieve
warmwatervoorziening uitgeschakeld – kunnen langdurige vulprocedures na 20 minuten voor
de duur van 10 minuten worden onderbroken door verwarmingsbedrijf. Hiervoor moet de in-
stelling functieblok FB 9 = UIT, keuze "20" worden uitgevoerd. Zo ook bij de instelling FB 9 =
AAN, keuze "US" – installatie met een circulatiepomp eb omschakelventiel.
Met de instelling FB 9 = AAN, keuze "PU" – pomp-parallelbedrijf – blijft de verwarmingscircu-
latiepomp alleen in bedrijf, wanneer de verhoging van de toevoertemperatuur in het verwar-
mingscircuit max. 10 K – ten hoogste de "max. toevoertemperatuur" – bedraagt.
Wanneer het beschikbare vermogen voor parallelbedrijf te laag is, zodat de vultemperatuur
met meer dan 5 K onder de ingestelde waarde blijft, wordt het verwarmingsbedrijf gedurende
10 minuten onderbroken. De tijdsperiode tot aan het einde van het parallelbedrijf is in FB 9 in-
stelbaar. Wanneer de watertemperatuur in de boiler de temperatuurwaarde "warmwatervoor-
ziening UIT" resp. de op de boilerthermostaat ingestelde waarde heeft bereikt, wordt het vullen
beëindigd. Dit wordt bij een overeenkomstig hogere toevoertemperatuurvraag van het verwar-
mingscircuit uitgevoerd door onmiddellijk uitschakelen van de boilerpomp of volgens de instel-
ling van de parameter "vulprocedure beëindigen", wanneer de toevoertemperatuurvraag van
het verwarmingscircuit lager is. In ieder geval wordt de boilerpomp ten laatste na 2 looptijdpe-
rioden van het regelventiel uitgeschakeld (2 x Ty ).
Met de instelling FB 26 = UIT wordt de circulatiepomp bij het inschakelen van de boilerpomp
uitgeschakeld.
Indien men FB 26 = AAN kiest, is het bedrijf van de circulatiepomp ZP afhankelijk van het inge-
stelde tijdsprogramma.
Warmwatervoorziening met zonne-energiecircuit
De boilertemperatuurvoeler SF2 kan voor zonne-energietechnische verwarming van de warm-
waterboiler worden gebruikt. Tegelijk met het boven beschreven verloop van de warmwater-
voorziening wordt het temperatuurverschil tussen SF2 en de collectorvoeler CF bepaald. Wan-
neer deze de temperatuur "zonne-energie circulatiepomp Aan" overschrijdt, wordt de zonne-
energie circulatiepomp CP ingeschakeld. CP wordt uitgeschakeld, wanneer het temperatuur-
verschil de temperatuur "zonne-energie circulatiepomp Uit" of de temperatuur bij SF2 de waar-
de "Zonne-energievulling Uit" bereikt. De tijdsparameters van de warmwatervoorziening beïn-
vloeden uitsluitende de naverwarming conform SF1, niet het zonne-energiecircuit.
De bedrijfsuren van de zonne-energie circulatiepomp CP kunnen door invoer van de toegangs-
code 1990 worden opgevraagd.
25