7.1.4 Instellen van de functieblokken
Direct na de instelling en overname van het installatienummer verschijnt in het display een bal-
kendiagram met de basisinstelling van de bijbehorende functieblokken.
Overige functies kunnen door het instellen van de bijbehorende functieblokken worden inge-
steld.
Onder de getallen 0 t/m 24 worden ingeschakelde functies weergegeven via zwarte velden.
Lege velden betekenen dat de betreffende functie is uitgeschakeld.
De functieblokken worden in twee niveaus ingesteld.
De functieblokken 0 t/m 23 worden als eerste niveau in de balkdiagram direct weergegeven,
bij de functieblokken 24 t/m 47 in het tweede niveau moet bij de getallen 0 t/m 24 op het balk-
diagram het getal 24 worden opgeteld.
De betekenis van de afzonderlijke functieblokken plus de bijbehorende standaard instelling is
opgenomen in de navolgende functieblokkenlijst.
Wanneer een verandering van de basisinstelling van de functieblokken gewenst is, moet als
volgt te werk worden gegaan:
Toets indrukken (met pen, schroevendraaier o.i.d.), links boven in het display verschijnt
een knipperende driehoek (parametreerniveau), aansluitend
Toetsen tegelijkertijd indrukken, in het display verschijnen twee knipperende driehoe-
ken (configuratieniveau) en de aanwijzing van het actuele installatienummer verschijnt.
Toets indrukken, in het display verschijnt het balkdiagram van de functieblokken 0 t/m
23 (eerste niveau) of, wanneer een wijziging van de functieblokken in het tweede ni-
veau wordt gewenst:
Toets indrukken, in het display verschijnt het balkdiagram van de functieblokken 24 t/m
47 (tweede niveau).
Toetsen indrukken en het nummer van het functieblok, dat moet worden gewijzigd, in-
stellen.
Indrukken, functiebloknummer knippert.
Indrukken, om het functieblok in te schakelen of
Indrukken, om het functieblok uit te schakelen of
Indrukken, instelling wordt overgenomen.
Indrukken en volgende functieblok kiezen; instelling AAN of UIT als hiervoor beschre-
ven.
Belangrijk: na benadering van bepaalde functieblokken volgt direct de instelling van parame-
ters; houd daarvoor absoluut de instructies in de functiebloklijst in par. 7.1.5 aan.
Parameters, die direct moeten worden ingesteld, knipperen op het display via het bijbehorende
symbool.
Wanneer de getoonde standaard waarde moet worden gewijzigd:
Toetsen indrukken en nieuwe waarde instellen.
Toets indrukken, om nieuwe waarde over te nemen.
49