Inhoudsopgave
Advertenties
Toevoertemperatuurvoeler VF2:
Uitval van deze temperatuurvoeler leidt tot het sluiten van het warmwater-regelventiel bij de in-
stallaties 4, 5, 6 en 11. Bij de installatie 7, 8 en 9 neemt het ventiel RK2 een stand van 30% in.
De warmwatervoorziening in de installaties 7 en 8 wordt direct gestopt.
Toevoertemperatuurvoeler VF3:
warmwatervoorziening volgt zonder omschakeling van de gewenste waarde.
Retourtemperatuurvoeler RüF:
De regeling werkt bij defecte retourtemperatuurvoeler verder zonder retourtemperatuurbe-
grenzing.
Ruimtetemperatuurvoeler RF:
Bij uitval van de ruimtetemperatuurvoeler werkt de regelaar overeenkomstig de instelling voor
bedrijf zonder ruimtetemperatuurvoeler verder. De installatie wordt bijv. van optimalisatiebe-
drijf omgeschakeld naar gereduceerd bedrijf. Bij aanpassingsbedrijf wordt de laatst bepaalde
verwarmingskarakteristiek niet meer gewijzigd.
Boilertemperatuurvoelers SF1 en SF2:
Bij uitval van een van deze beide voelers volgt geen warmwatervoorziening meer.
Temperatuurvoelers zonne-energiecircuit SF2 en CF:
Bij uitval van een van deze beide voelers wordt de zonne-energie circulatiepomp uitgescha-
keld.
4.16 Pompen dwangmatig in bedrijf
Het dwangmatig draaien beschermt de pompen tegen blokkeren. Dit wordt gestart, wanneer
de verwarmingscirculatiepomp UP, de Boilerpomp SLP resp. de wisselaarpomp conform de
programmering gedurende 24 uur niet zijn geactiveerd. Bij UP 0:00 t/m 0:01 uur en bij
SLP/TLP 0:01 tot 0:02 uur.
4.17 Begrenzing volumestroom of capaciteit via ingang WMZ
De digitale verwarmings- en stadsverwarmingsregelaar kan in combinatie met warmtemeters
worden gebruikt voor volumestroom- of vermogensbegrenzing.
Voorwaarde voor een volumestroombegrenzing gebaseerd op een stroomsignaal van 0 resp. 4
... 20 mA van warmtemeters is, dat de warmtemeter beschikt over meettechniek met een hoge
resolutie, vooral voor het volumemeetdeel, en dat het stroomsignaal de momentele meetwaarde
weergeeft met een vertragingstijd kleiner dan 5 seconden (evt. veroorzaakt door bepaling van
de gemiddelde waarde).
Met functieblokinstelling FB 22 = AAN en FB 23 = AAN moeten de instellingen van het signaal-
bereik (0 resp. 4...20 mA), de meetbereikseindwaarde (volumestroom, die bij 20 mA stroom-
signaal het volumemeetdeel doorstroomt), de gewenste minimale grenswaarde (lekstroom) en
de maximale grenswaarde worden uitgevoerd.
Wanneer de volumestroom tijdens regelbedrijf de ingestelde maximale grenswaarde bereikt,
dan schakelt de regelaar over naar volumestroomregeling met de maximale grenswaarde als
gewenste waarde; de volumestroomregeling wordt pas weer door de toevoertemperatuurrege-
ling vervangen, wanneer de temperatuur aan de toevoertemperatuurvoeler VF de actuele ge-
wenste waarde met 5 K overschrijdt.
Bij alle installaties met 2 regelventielen wordt het verwarmingsbedrijf en de actieve warmwater-
voorziening in geval van een grenswaarde-overschrijding van het verwarmingscircuit ge-
smoord.
18
Advertenties
Inhoudsopgave
