Verloop van de warmwatervoorziening
Wanneer de watertemperatuur in de boiler de temperatuurwaarde "warmwatervoorziening
AAN" resp. de op de boilerthermostaat ingestelde waarde onderschrijdt, dan wordt het vullen
van de warmwaterboiler gestart.
De regelaar probeert, toevoertemperaturen, die hoger zijn dan de ingestelde "vultempera-
tuur", via het verwarmingscircuit af te bouwen, voordat de wisselaarpomp samen met de boi-
lerpomp in bedrijf worden genomen.
Bij een uitgeschakeld verwarmingscircuit en bij lage toevoertemperatuurvraag wordt de wisse-
laarpomp direct ingeschakeld en de boilerpomp pas wanneer de toevoertemperatuur de tem-
peratuur aan de boilertemperatuurvoeler SF1 heeft bereikt.
Met FB 27 = AAN wordt naast het inschakelen van de boilerpomp de temperatuurmeting om-
geschakeld van toevoertemperatuurvoeler VF1 naar VF3. Met de toevoertemperatuurvoeler
VF1 wordt de wisselaarinlaattemperatuur bewaakt. Wanneer deze de ingestelde temperatuur
overschrijdt, dan wordt omgeschakeld naar regeling op de wisselaarinlaattemperatuur.
Met de standaard instelling FB 9 = UIT – voorrang, d.w.z. verwarmingscircuit gedurend actieve
warmwatervoorziening uitgeschakeld – kunnen langdurige vulprocedures na 20 minuten voor
de duur van 10 minuten worden onderbroken door verwarmingsbedrijf. Hiervoor moet de in-
stelling functieblok FB 9 = UIT, keuze "20" worden uitgevoerd. Met de instelling FB 9 = AAN,
keuze "PU" – pomp-parallelbedrijf – blijft de verwarmingscirculatiepomp alleen in bedrijf,
wanneer de verhoging van de toevoertemperatuur in het verwarmingscircuit max. 10 K – ten
hoogste de "max. toevoertemperatuur" – bedraagt. Wanneer het beschikbare vermogen voor
parallelbedrijf te laag is, zodat de vultemperatuur met meer dan 5 K onder de ingestelde waar-
de blijft, wordt het verwarmingsbedrijf gedurende 10 minuten onderbroken. De tijdsperiode tot
aan het einde van het parallelbedrijf is in FB 9 instelbaar. Wanneer de watertemperatuur in de
boiler de temperatuurwaarde "warmwatervoorziening UIT" resp. de op de boilerthermostaat
ingestelde waarde heeft bereikt, wordt het vullen beëindigd. Dit wordt bij een overeenkomstig
hogere toevoertemperatuurvraag van het verwarmingscircuit uitgevoerd door onmiddellijk uit-
schakelen van de wisselaarpomp of volgens de instelling van de parameter "vulprocedure
beëindigen", wanneer de toevoertemperatuurvraag van het verwarmingscircuit lager is. In ie-
der geval wordt de wisselaarpomp ten laatste na 2 looptijdperioden van het regelventiel (2 x Ty
) uitgeschakeld; 15 seconden na het uitschakelen van de wisselaarpomp komt de boilerpomp in
bedrijf. Met de instelling FB 26 = UIT wordt de circulatiepomp bij het inschakelen van de boiler-
pomp uitgeschakeld.
Indien men FB 26 = AAN kiest, is het bedrijf van de circulatiepomp ZP afhankelijk van het inge-
stelde tijdsprogramma.
Warmwatervoorziening met zonne-energiecircuit
De boilertemperatuurvoeler SF2 kan voor zonne-energietechnische verwarming van de warm-
waterboiler worden gebruikt. Tegelijk met het boven beschreven verloop van de warmwater-
voorziening wordt het temperatuurverschil tussen SF2 en de collectorvoeler CF bepaald. Wan-
neer deze de temperatuur "zonne-energie circulatiepomp Aan" overschrijdt, wordt de zonne-
energie circulatiepomp CP ingeschakeld. CP wordt uitgeschakeld, wanneer het temperatuur-
verschil de temperatuur "zonne-energie circulatiepomp Uit" of de temperatuur bij SF2 de waar-
de "Zonne-energievulling Uit" bereikt. De tijdsparameters van de warmwatervoorziening beïn-
vloeden uitsluitende de naverwarming conform SF1, niet het zonne-energiecircuit.
De bedrijfsuren van de zonne-energie circulatiepomp CP kunnen door invoer van de toegangs-
code 1990 worden opgevraagd.
27