Werkwijze
UG BAG0216.3 09.22
Bereken zorgvuldig de benodigde hoeveelheid spuitvloeistof of
de navulhoeveelheid om de restvloeistof na het spuiten te
beperken, omdat een milieuvriendelijke verwerking van de
restvloeistof erg moeilijk is.
Gebruik voor de berekening van de benodigde
navulhoeveelheid voor de laatst spuitvloeistoftankvulling de
"Vultabel voor resterende oppervlakken" Trek hierbij de
technische, onverdunde resthoeveelheid uit de spuitbomen
van de berekende navulhoeveelheid af!
Zie hiervoor hoofdstuk "Vultabel voor resterende
oppervlakken".
1. .Bepaal de vereiste water- en preparaatdosering aan de hand
van de gebruiksaanwijzing van het gewasbeschermingsmiddel.
2. .Bereken de vul- en navulhoeveelheden voor het te behandelen
oppervlak.
3. Vul de machine en spoel het preparaat in.
4. Roer de spuitvloeistof voor het spuiten conform de aanwijzingen
van de fabrikant van de spuitvloeistof.
Vul de machine bij voorkeur met de zuigslang en spoel tijdens het
vullen het preparaat in.
Zo wordt de doseringszone permanent met water gespoeld.
Begin tijdens het vullen met het doseren van het preparaat
wanneer 20% van het tankniveau is bereikt.
Bij gebruik van meerdere preparaten:
Reinig de containers telkens direct na het doseren van een
preparaat.
Spoel de doseersluis telkens na het doseren van een
preparaat.
Bij het vullen mag geen schuim uit de spuitvloeistoftank
ontsnappen.
De toevoeging van een antischuim-preparaat voorkomt
eveneens dat de spuitvloeistoftank schuimend overloopt.
De roerwerken blijven normaal gezien vanaf het vullen tot u klaar bent
met spuiten ingeschakeld. Doorslaggevend zijn hierbij de
aanwijzingen van de fabrikant van het preparaat.
Inhoudsopgave
159