Opbouw en werking
5.26
Bedieningsterminal
5.26.1
Bedieningsterminal
AmaTron 4
Fig. 69
100
UG
Veldspuiten
met AMATRON 3 of AMASPRAY
hoeveelheidsregeling.
De spuitcapaciteit wordt ingesteld op de bedieningsterminal.
Via de bedieningsterminal volgt:
invoer van de machinespecifieke gegevens.
de gegevens van de opdracht invoeren;
de aansturing van de veldspuit voor het veranderen van de
dosering bij het spuiten.
bediening van alle functies aan de spuitbomen.
bediening van de speciale functies.
de bewaking van de veldspuit tijdens het spuiten.
De bedieningsterminal stuurt een jobcomputer aan. Hierbij ontvangt
de jobcomputer alle noodzakelijke informatie en verzorgt de
oppervlaktegerelateerde regeling van de hoeveelheid [l/ha]
afhankelijk van de ingevoerde hoeveelheid (ingestelde hoeveelheid)
en de momentele rijsnelheid [km/h].
Zie ook bedieningshandleiding Software ISOBUS.
+
hebben een
AmaPad 2
UG BAG0216.3 09.22