Papier en ander afdrukmateriaal
Gebruik alleen de papiersoorten die voor gebruik in de lade zijn opgegeven.
•
Gewoon papier
•
Bankpostpapier
•
Kringlooppapier
•
Zelfkopiërend
•
Geperforeerd papier
•
Briefhoofdpapier en voorbedrukt papier
•
Karton
•
Maximaal 200 g/m² (53 lb).
•
Etiketten
•
Transparanten (met en zonder schutvel)
•
Enveloppen
Opmerking:
Etiketten kunnen alleen enkelzijdig worden bedrukt.
1. Zorg dat de lade in de laagste stand staat. Gebruik het ladeverlengstuk voor groter papier.
2. Plaats het papier in de lade. Het papier moet tegen de rechterkant van de lade worden
geplaatst.
De papierstapel mag niet boven de maximum vullijn uitkomen.
3. Plaats het papier in de lade.
•
Papier moet in het midden van de lade worden gelegd, tegen de linker- en
rechterzijgeleiders aan.
•
De papierstapel mag niet boven de maximum vullijn uitkomen.
-
Plaats voorbedrukt papier met de lange kant eerst, met de beeldzijde omhoog en met
de bovenkant van de pagina naar de voorzijde van het apparaat gericht.
-
Plaats voorbedrukt papier met de korte kant eerst, met de beeldzijde omhoog en met
de bovenkant van de pagina naar het hoofdgedeelte van het apparaat gericht.
-
Plaats etiketten met de lange en korte kant eerst met de beeldzijde omhoog.
-
Plaats voorgeboord papier met de lange kant eerst en met de gaten naar het
hoofdgedeelte van het apparaat gericht, als de gaten zich aan de langste zijde van het
papier bevinden. Als de gaten zich aan de kortste zijde van het papier bevinden, plaatst
u het papier met de gaten naar de achterzijde van het apparaat gericht.
-
Plaats voorgeboord papier met de korte kant eerst, met de gaten naar de bovenzijde
van het apparaat gericht als de gaten zich aan de langste zijde van het papier
bevinden. Als de gaten zich aan de kortste zijde van het papier bevinden, plaatst u het
papier met de gaten naar het hoofdgedeelte van het apparaat gericht.
-
Plaats transparanten met de beeldzijde omlaag.
-
Als de transparanten zijn voorzien van een witte strook, plaatst u ze met de witte
strook naar rechts.
-
Plaats enveloppen met de korte kant eerst met de beeldzijde omlaag en met de
kleppen gesloten. Als de bovenste rand van de envelop de langste rand is, plaatst u de
envelop met de bovenste rand naar de achterzijde van het apparaat gericht. Als de
bovenste rand de kortste rand is, plaatst u de envelop met de bovenste rand naar het
hoofdgedeelte van het apparaat gericht.
4. Zorg dat de papiergeleiders het papier net raken.
De lade stelt het formaat van het afdrukmateriaal vast op basis van de positie van de
zijgeleiders.
Handleiding voor de gebruiker
®
WorkCentre
5945/5955
695