E-mail
•
Een pictogram in de rechteronderhoek van een toets geeft aan dat er accent- of
aanvullende tekens beschikbaar zijn. Selecteer de toets en houd deze ingedrukt om de
bijbehorende tekens in een pop-upmenu weer te geven. Selecteer het gewenste teken uit
het pop-upmenu.
Opmerking:
Als e-mailcodering is ingeschakeld, kunnen e-mailberichten alleen worden verzonden
naar ontvangers met een geldig coderingscertificaat. Met codering kan het bericht alleen worden
gelezen door de beoogde ontvanger en door niemand anders. Als e-mailondertekening is
ingeschakeld, weet de ontvanger bovendien zeker dat het bericht daadwerkelijk afkomstig is van de
persoon die als afzender wordt aangegeven.
9. Selecteer de toets Toevoegen.
•
Als u het document naar meer dan één ontvanger wilt verzenden, voert u de aanvullende
gegevens voor elke ontvanger in en selecteert u nogmaals de toets Toevoegen totdat alle
ontvangers zijn toegevoegd.
10. Selecteer zo nodig Cc in het keuzemenu Aan: om een kopie van de e-mail aan een ontvanger
te verzenden. Voer de gegevens van de ontvanger in via het toetsenbord op het aanraakscherm
en selecteer vervolgens de toets Toevoegen.
Opmerking:
Er moet ten minste één adres bij Aan: worden geselecteerd. Documenten kunnen
niet alleen naar een Cc-adres worden verzonden.
11. Selecteer de toets Sluiten om de door u ingevoerde informatie op te slaan.
12. Selecteer zo nodig de toets Van... en voer via het toetsenbord het 'Van'-adres voor de e-mail in
of bewerk dit adres.
Opmerking:
De systeembeheerder kan de toets Van eventueel blokkeren, zodat het
vooringestelde 'Van'-adres niet kan worden gewijzigd.
•
Selecteer de toets OK.
13. Selecteer zo nodig de toets Onderwerp... en voer via het toetsenbord de onderwerptitel voor
de e-mail in of bewerk deze.
•
Selecteer de toets OK.
14. Selecteer zo nodig de toets Bestandsnaam en voer via het toetsenbord een naam in voor het
bestand dat van uw gescande document is gemaakt. Als u geen bestandsnaam invult, wordt
een standaardnaam gebruikt die door de systeembeheerder is ingevoerd.
Selecteer de toets OK.
•
15. Selecteer het tabblad Opdrachtmodule.
16. Selecteer de toets Opbouwopdracht.
17. Selecteer de toets Aan om de functie Opbouwopdracht in te schakelen en de opties voor
Opbouwopdracht beschikbaar te maken.
•
Selecteer zo nodig de toets Uit om alle door u ingevoerde instellingen te annuleren.
18. Selecteer de toets Opties... en kies de gewenste opties.
•
Venster met overzicht tussen segmenten weergeven toont de status van uw opdracht
na het scannen van elk gedeelte.
•
Opbouwopdracht uitschakelen nadat de opdracht is verzonden schakelt de functie
automatisch uit nadat het laatste segment is gescand.
19. Selecteer de toets OK.
20. Selecteer de toets OK.
21. Selecteer de gewenste opties voor het eerste segment van de opdracht.
•
Als u Opbouwopdracht voor een opdracht met tabbladen gebruikt, moet u zorgen dat de
tabbladen correct zijn geplaatst en selecteert u de lade waarin de tabbladen zich bevinden.
Handleiding voor de gebruiker
®
WorkCentre
5945/5955
587