MSA
(5) Indien cal-kit 41 wordt gebruikt, gebruik dan de kalibratiekap voorzien van een
opening voor de slang.
Druk de slang door de opening aan de onderkant van de kap,
bevestig het slanguiteinde over de sensorinlaat en
druk de kalibratiekap over de gehele sensorinlaat.
(6) Schakel de testgasstroom in met de knop op de doorstromingsregelaar.
Het kalibratiegas moet worden toegediend tijdens de aftelling van
30 seconden.
Indien de CAL FAULT melding op de ULTIMA X gasdetectietransmitter
wordt weergegeven vóórdat het testgas werd toegediend, wordt een statio-
naire gasuitlezing bereikt die leidt tot het gebruik van een foute meetwaarde
als testindicatie.
Het kalibratieproces moet opnieuw worden gestart om deze fout te herstel-
len.
Na de aftelling van 30 seconden
-
Het display toont beurtelings CAL en een numerieke waarde die overeenkomt
met de eigenlijke gasconcentratie die gemeten wordt door de sensor.
-
Na stabilisering van de gaswaarde keert het display terug naar de normale sta-
tus. Wanneer de kalibratie geslaagd is, wordt gedurende ca. 2 seconden END
weergegeven [ Afb. 12].
Fig. 12
Kalibratie afgerond
Gebruikersinstellingen zijn niet nodig.
Het display toont de testgaswaarde terwijl het testgas naar de ULTIMA
Detectietransmitter stroomt.
(7) Schakel de gasstroom uit met de knop op de doorstromingsregelaar.
IIndien het kalibratie-uitgangssignaal tijdens de kalibratie is geacti-
veerd, blijft dit nog twee minuten op de SENSOR CAL waarde staan na-
dat END wordt getoond.
NL
®
ULTIMA X
- serie
Kalibratie
51