Inhoudsopgave
Advertenties
MSA
De sensormodule op afstand wordt gebruikt in combinatie met de ULTIMA X
ries zonder sensor. Deze kan op dezelfde manier worden geïnstalleerd als de gas-
detectietransmitter; men moet echter rekening houden met de maximale afstand
tussen sensor en bedieningsmodule [ Hoofdstuk 9.15].
(1) Sluit permanent een slang met een binnendiameter van 6 mm aan op de weer-
beschermkap.
(2) Leg de slang naar de ULTIMA X gasdetectietransmitter en zorg ervoor dat er
geen knikken, lekken of belemmeringen zijn.
(3) Borg de buis dicht bij de transmitter, deze wordt gebruikt voor het toevoeren
van kalibratiegas naar de sensor.
Sommige installaties vereisen een metalen pijp of leiding. In deze ge-
vallen kan men aparte geleiders of onafgeschermde kabels gebruiken.
In het geval van een onafgeschermde bedrading, moet men afge-
schermde geleiders of kabels gebruiken om mogelijke elektrische sto-
ringen of contact met andere spanningen te vermijden.
De beschermde kabel moet voldoen aan de toepasbare regelgeving.
Voor de montage van de sensoren op afstand gelden de volgende eisen:
-
5 geleiders voor instrumenten uit de ULTIMA X
-
4 geleiders voor instrumenten van het ULTIMA XIR-type.
®
ULTIMA X
2
2,5 mm
doorsnede.
(4) Verwijder de kap van het sensormodule op afstand.
(5) Voor ULTIMA X
detectietransmitter door de kabelingang van de behuizing op afstand en ver-
bind hem met de klemmenstrook.
(6) Bevestig de kap van de sensormodule op afstand.
Inkomende voedings- en signaalkabelbescherming moeten bij de
stroombron worden geaard. Sluit spanning en kabelbeschermingen van
de sensor op afstand aan op de beschermklemmen van de hoofdprint-
plaat.
Sluit de afscherming binnenin de behuizing aan overeenkomstig de in-
stallatietekeningen voor sensoren op afstand
[installatietekeningen Hoofdstuk 9.1 to 9.10].
NL
-series instrumenten bevatten een aansluitstrip voor 5 aders tot max.
®
-series [XE of XIR] instrumenten, voer de kabel van de gas-
ULTIMA X
®
-series
®
- serie
Installatie
®
-se-
37
Advertenties
Inhoudsopgave
