Inhoudsopgave
Advertenties
Kalibratie
Het display begeleidt de gebruiker bij de stappen van de nul- en ijkkalibratie even-
als bij een normale kalibratie.
5.3
Normale kalibratie
Een normale kalibratie omvat "nul" en "test" zoals beschreven in de volgende pro-
cedures.
Nulinstelling met gebruik van de nulkap
Deze methode is slechts bruikbaar als de atmosfeer geen sporen van
het te detecteren gas bevat.
In elk ander geval moet het nulgas worden gebruikt.
(1) Plaats de nulkap van de betreffende kalibratiekit over de weerbeschermkap en
wacht twee minuten.
(2) Ga door met de nulinstellingen vanaf punt [7] hieronder.
Nulinstelling met gebruik van de nulgasfles
(1) Neem de nulgasfles en doorstromingsregelaar uit de kalibratiekit.
(2) Schroef de doorstromingsregelaar op de nulgasfles.
(3) Druk het kleine uiteinde van de slang van de kalibratiekit over de gasuitlaat
van de doorstromingsregelaar.
(4) Indien cal-kit 40 wordt gebruikt, druk dan ook het andere uiteinde van de slang
over de inlaat van de weerbeschermkap.
(5) Indien cal-kit 41 wordt gebruikt, gebruik dan de kalibratiekap [voorzien van
een opening voor de slang].
druk de slang door de opening aan de onderkant van de kap,
druk het uiteinde van de slang over de sensorinlaat en schuif de kalibratie-
kap volledig over de gehele sensorinlaat.
(6) Schakel de nulgasstroom in met de knop op de doorstromingsregelaar.
(7) Richt de Kalibrator/Controller op het ULTIMA X gasdetectietransmitter-display
en druk op de CALIBRATE knop.
De nul- of kalibratieprocedure kan tijdens de aftelling van 30 seconden
te allen tijde worden afgebroken door de Controller/Kalibrator op de
gasdetectietransmitter te richten en op een willekeurige knop te drukken
of door op de drukknop te drukken en deze los te laten [indien gemon-
teerd].
48
®
ULTIMA X
- serie
MSA
NL
Advertenties
Inhoudsopgave
