CONTROLESYSTEEM LAGE BANDENSPANNING (TPMS)
(1) Waarschuwingslampje lage
bandenspanning /
controlelampje storing TPMS
(2) Indicatie positie lage
bandenspanning (op LCD-
display)
Controleer de
bandenspanning
• U
kunt
controleren
assistentiemodus
instrumentenpaneel.
- Raadpleeg
hoofdstuk 4.
• De bandenspanning wordt 1 tot 2
OCD068002
minuten
weergegeven.
• Als de bandenspanning niet wordt
weergegeven als het voertuig tot
stilstand is gebracht, verschijnt het
bericht "Drive to display" (Rijden
om weerte geven). Controleer na
het rijden de bandenspanning.
• U kunt de eenheid voor de
bandenspanning
instrumentenpaneel wijzigen via
OCD068003HO
de Gebruikersinstellingen.
- psi,
"Gebruikersinstellingen"
hoofdstuk 4).
de
bandenspanning
via
de
op
het
"LCD-modus"
in
na
het
rijden
op
het
kPa,
bar
(zie
in
Wat te doen in een noodgeval
Controleer iedere maand bij koude
banden of de bandenspanning van
alle banden, inclusief het reservewiel
(indien
van
toepassing),
overeenkomt met de aanbevolen
spanning op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel.
(Als de bandenmaat van uw auto niet
overeenkomt met de bandenmaat op
het
voertuigplaatje
bandenspanningslabel, dient u de
juiste spanning voor deze banden te
bepalen.)
Voor extra beveiliging is uw auto
uitgerust met een controlesysteem
lage bandenspanning (TPMS) dat
ervoor
zorgt
dat
waarschuwingslampje
bandenspanning
gaat
wanneer de bandenspanning van
een
of
meerdere
aanmerkelijk te laag is. Wanneer het
waarschuwingslampje
bandenspanning brandt, dient u de
auto dus stil te zetten, de banden zo
snel mogelijk te controleren en ze op
de juiste spanning te brengen. Rijden
op
banden
waarvan
bandenspanning te laag is, heeft
oververhitte
en
of
het
een
lage
branden
band(en)
lage
de
mogelijk
7 9