Inleiding
INRIJPROCEDURE
U hoeft de auto niet gedurende een
bepaalde periode in te rijden. U kunt
echter door het opvolgen van een paar
eenvoudige aanwijzingen gedurende de
eerste 1.000 km de prestaties, het
brandstofverbruik en de levensduur van
uw auto verbeteren.
• Rijd
niet
met
een
motortoerental.
• Zorg ervoor dat het toerental van de
motor (omw/min of omwentelingen per
minuut) tijdens het rijden niet boven
3000 omw/min komt.
• Rijd niet gedurende langere tijd met
een constante snelheid. Om de motor
goed
in
te
rijden,
motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve
in noodgevallen, om de onderdelen
van het remsysteem de gelegenheid te
geven op elkaar in te lopen.
• Trek gedurende de eerste 2000 km
met uw auto geen aanhanger.
1
8
RISICO OP BRANDWONDEN
BIJ PARKEREN OF STOPPEN
VAN HET VOERTUIG.
• Parkeer of stop het voertuig niet in de
nabijheid van brandbare artikelen zoals
bladeren, papier, olie en banden.
Plaatsing van dergelijke artikelen in de
nabijheid van het uitlaatsysteem kan
te
hoog
brandgevaar opleveren.
• Wanneer een motor stationair draait
met een hoog toerental terwijl de
achterzijde van het voertuig een muur
raakt, kan de hitte van de uitlaatgassen
verkleuringen of brand veroorzaken.
Bewaar voldoende afstand tussen de
achterzijde van het voertuig en de muur.
moet
het
• Pas
op
katalysatorsystemen
terwijl de motor draait of net nadat de
motor is afgezet. Er is een risico op
brandwonden
systemen zeer heet zijn.
dat
u
de
uitlaat-
of
niet
aanraakt
aangezien
deze