Wat te doen in een noodgeval
Uw auto is tevens uitgerust met een
controlelampje storing TPMS dat
aangeeft wanneer het systeem niet
goed werkt. Het controlelampje
storing TPMS is gecombineerd met
het
waarschuwingslampje
bandenspanning. Als het systeem
een storing signaleert gaat het
waarschuwingslampje
ongeveer 1 minuut knipperen en
daarna
continu
branden. Deze
volgorde blijft ook bestaan bij
volgende starts van de auto, zolang
als het probleem aanwezig is.
Wanneer het controlelampje storing
TPMS continu brandt nadat het
ongeveer 1 minuut geknipperd heeft,
kan het systeem mogelijk niet naar
behoren
een
bandenspanning vaststellen.
Storingen in het TPMS kunnen door
verschillende oorzaken ontstaan,
waaronder het plaatsen, vervangen
of wisselen van banden of velgen
waardoor het TPMS niet goed werkt.
Controleer na het vervangen van een
of meerdere band(en) of velg(en) het
controlelampje storing TPMS om
ervoor te zorgen dat het TPMS goed
werkt.
6
20
✽ AANWIJZING
In de volgende situaties raden we u
aan het systeem door een officiële
HYUNDAI-dealer
kijken.
lage
1.Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning/storing
gaat niet gedurende 3 seconden
gedurende
branden nadat het contact in
stand ON is gezet of de motor is
gestart.
2.Het controlelampje storing TPMS
blijft
gedurende ongeveer 1 minuut
geknipperd heeft.
3.Het waarschuwingslampje positie
lage
branden.
te
lage
na
te
laten
TPMS
branden
nadat
het
bandenspanning
blijft
Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
Waarschuwingslampje
positie lage
bandenspanning
Wanneer de waarschuwingslampjes
van
het
controlesysteem
bandenspanning branden, is de
bandenspanning
van
meerdere band(en) te laag. Het
waarschuwingslampje positie lage
bandenspanning geeft aan welke
band een te lage bandenspanning
heeft doordat het bijbehorende
lampje gaat branden. Wanneer een
van deze waarschuwingslampjes
gaat
branden,
verminder
onmiddellijk snelheid, vermijd scherp
aansnijden
van
bochten
anticipeer op een langere remweg.
Zet de auto zo snel mogelijk stil en
controleer de banden. Breng de
banden op de juiste spanning zoals
aangegeven op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel op de
middenstijl aan bestuurderszijde.
lage
een
of
dan
en