CONTROLESYSTEEM LAGE BANDENSPANNING (TPMS)
■
■
Type A
Type B
(1) Waarschuwingslampje
bandenspanning/controlelampje
storing TPMS
(2) Waarschuwingslampje
lage
bandenspanning
(aangegeven op LCD-display)
Controleer iedere maand bij koude
banden of de bandenspanning van
alle banden, inclusief het reservewiel
(indien
overeenkomt met de aanbevolen
spanning op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel. (Als de
bandenmaat van uw auto niet
overeenkomt met de bandenmaat op
het
voertuigplaatje
bandenspanningslabel, dient u de
OVF061011
juiste spanning voor deze banden te
bepalen.)
Voor extra beveiliging is uw auto
uitgerust met een controlesysteem
lage bandenspanning (TPMS) dat
ervoor
waarschuwingslampje
bandenspanning
wanneer de bandenspanning van
een
of
aanmerkelijk te laag is. Wanneer het
OVF065012HO
waarschuwingslampje
bandenspanning brandt, dient u de
lage
auto dus stil te zetten, de banden zo
snel mogelijk te controleren en ze op
de juiste spanning te brengen.
positie
van
toepassing),
of
het
zorgt
dat
een
lage
gaat
branden
meerdere
band(en)
lage
Wat te doen in een noodgeval
Rijden op banden waarvan de
bandenspanning te laag is, heeft
oververhitte
en
beschadigde banden tot gevolg. Te
lage bandenspanning levert een
hoger brandstofverbruik op, verkort
de levensduur van de banden en
heeft
mogelijk
invloed
rijeigenschappen van de auto en de
remweg.
Het TPMS dient niet ter vervanging
van onderhoud van de banden te
worden
gebruikt.
Het
verantwoordelijkheid
bestuurder dat de banden op de
juiste spanning zijn, ook al is de
bandenspanning nog niet zo laag dat
het
waarschuwingslampje
branden.
mogelijk
op
de
is
de
van
de
gaat
6 19