Het systeem zal in de volgende situaties
worden gedeactiveerd:
• De rijsnelheid is lager dan 55 km/h en
hoger dan 180 km/h.
• Er is slechts één rijstrookmarkering
gesignaleerd.
• Gebruik bij het wisselen van rijstrook
altijd de richtingaanwijzer. Als u van
rijstrook
wisselt
zonder
richtingaanwijzer te gebruiken, wordt
het stuurwiel mogelijk bediend.
• De alarmknipperlichten zijn aan.
• De breedte van de rijstrook is kleiner
dan 2,6 m of groter dan 4,5 m.
• ESC (Electronic Stability Control) en
VSM (Vehicle stability management)
zijn geactiveerd.
• Wanneer het systeem is ingeschakeld
of na het wisselen van rijstrook, rij dan
in het midden van de rijstrook. Anders
werkt de functie voor het bedienen van
het stuurwiel niet.
• Het stuurwiel wordt niet bediend
wanneer u snel rijdt in een scherpe
bocht.
• Het stuurwiel wordt niet bediend
wanneer u snel van rijstrook wisselt.
• Het stuurwiel wordt niet bediend
wanneer u plotseling remt.
AANDACHTSPUNTEN VOOR
DE BESTUURDER
De bestuurder dient in de onderstaande
situaties voorzichtig te zijn; het systeem
assisteert de bestuurder mogelijk niet of
werkt mogelijk niet goed.
• De rijstrook als gevolg van sneeuw,
regen, verkleuring, een plas of andere
factoren niet zichtbaar is.
de
• De helderheid van het omgevingslicht
plotseling verandert, zoals bij het
inrijden of uitrijden van een tunnel.
• De koplampen zijn niet ingeschakeld
of er is weinig licht, bijvoorbeeld 's
nachts of in een tunnel.
• Het is moeilijk om de kleur van de
rijstrookmarkering te onderscheiden
van de weg.
• Rijden op een steile helling of rijden in
een bocht.
• Licht weerkaatst vanaf water op de
weg, zoals zonlicht, straatverlichting
of licht van tegemoetkomend verkeer.
• De lens of de voorruit is vervuild.
• De sensor kan de rijstrook niet
waarnemen als gevolg van mist of
zware regen- of sneeuwval.
Rijden met uw auto
• De omgevingstemperatuur van de
binnenspiegel is hoog als gevolg van
direct licht.
• De rijstrook is zeer breed of smal.
• De rijstrookmarkering is beschadigd
of vaag.
• Er valt dankzij een middenberm een
schaduw over de rijstrookmarkering.
• Er is een markering die lijkt op een
rijstrookmarkering.
• Er is een grensaanduiding.
• De afstand tot aan de voorligger is erg
kort of de rijstrookmarkering is
dankzij de voorligger niet te zien.
• De auto schudt hevig.
• Het aantal rijstroken neemt toe of af
of de rijstrookmarkeringen lopen
door elkaar heen.
• Er is iets op het dashboard geplaatst.
• Tegen de zon in rijden.
• Rijden
in
gebieden
wegwerkzaamheden.
• Er
zijn
meer
dan
rijstrookmarkeringen.
• De rijstrookmarkering in een tunnel is
moeilijk te herkennen als gevolg van
stof of vet.
met
twee
5 85