Handleiding voor gebruik en onderhoud
mochten ze eerder verwijderd zijn.
6.5 Overige beschermingen en afschermingen
• Al naargelang de temperatuur van de gepompte vloeistof kunnen de oppervlakken
van de elektropomp hoge temperaturen bereiken. Indien nodig, zorg dan voor
afschermingen om accidenteel contact te vermijden, zonder dat de normale werking
van de machine hierdoor belemmerd wordt (bijv. koeling van de motor).
• In geval van breuken, installatiefouten of tijdens het vullen kan vloeistof met hoge
snelheid naar buiten spuiten. Als de vloeistoflekken gevaarlijk of schadelijk voor de
gezondheid van mensen of dieren kunnen zijn, zorg dan voor geschikte vaste of
tijdelijke afschermingen, al naargelang het geval.
6.6 Accessoires
• Kit hydraulische verbindingen: maken de aansluiting van het hydraulisch gedeelte op
de leidingen mogelijk (al naargelang het gewenste type verbinding).
• Kit horizontale installatie voor verticale pompen: maakt de installatie van de pompen
in de horizontale positie mogelijk en garandeert de correcte werking ervan (afb.
A11-B)
• Kit assemblage hogedrukgroepen met twee pompen: maakt de hydraulische
aansluiting tussen de twee pompen van de hogedrukgroep mogelijk (afb. A8-B)
• Optionele kit druklagergroep voor pompen tot 4 kW.
7 INDIENSTSTELLING
Er kunnen vloeistofspetters veroorzaakt worden die gevaarlijk zijn voor
mensen of voorwerpen.
Stel de pomp nooit in werking zonder de correct geïnstalleerde
verbindingsafschermingen
Tijdens de normale werking kunnen de externe oppervlakken van de pomp en
van de motor de 40°C (104°F) overschrijden. Raak de eenheid niet aan zonder
adequate beschermingen. Plaats geen ontvlambaar materiaal vlakbij de pomp.
WAARSCHUWING: De elektropomp mag NIET gestart worden vóór de vulling. Een
droog gebruik ervan kan de mechanische afdichting onherstelbaar beschadigen.
7.1 Vulling
N.B.: Voor deze handeling kan het nodig zijn de afschermingen ter afdekking van de
verbinding te moeten wegnemen.
Herstel de afschermingen onmiddellijk nadat de handeling voltooid is.
Geval met niveau van de vloeistof boven de pomp (B in afb. A5):
Sluit de aanvoerklep (8 in afb. A5).
• Draai het ventiel op de vuldop los (detail 1 in afb. A3).
• Open de onderbrekingsklep in de zuiging (4 in afb. A5) om de vloeistof in staat te
stellen naar binnen te gaan, wacht tot het water uit het gat op de zijkant van de dop
naar buiten komt. Draai het inzetstuk op de afvoerdop los (detail 3 of 4 in afb. A3) om
het vullen te vergemakkelijken.
• Draai het ventiel van de vuldop en het inzetstuk van de afvoerdop vast.
Geval met niveau van de vloeistof onder de pomp (A afb. A5):
• Sluit de aanvoerklep (8 in afb. A5).
Voor versies 1/3/6/10:
• Verwijder de vuldop volledig (2 in afb. A3). Draai het inzetstuk op de afvoerdop los
(detail 3 of 4 in afb. A3) om het vullen te vergemakkelijken.
• Gebruik een trechter en vul de pomp tot het water naar buiten komt (het kan nodig
zijn de handeling meerdere malen te moeten herhalen).
• Draai de vul- en afvoerdoppen vast (aanhaalkoppels in afb. A3).
Voor versies 15/20/30/45/65/95:
• Verwijder beide vuldoppen volledig (2 en 5 in afb. A3). Draai het inzetstuk op de
afvoerdop los (detail 3 of 4 in afb. A3) om het vullen te vergemakkelijken.
• Gebruik een trechter in een van de twee gaten, vul de pomp tot het water naar buiten
komt (het kan nodig zijn de handeling meerdere malen te moeten herhalen).
• Draai de vul-en afvoerdoppen vast (aanhaalkoppels in afb. A3).
7.2 Starten van de pomp
Controleer voorafgaand aan de start of:
• De elektropomp correct op de elektrische voeding aangesloten is,
• De pomp correct gevuld is (zie de vorige paragraaf),
• De onderbrekingsklep in de aanvoer (8 in afb. A5) gesloten en de zuigklep (4 in afb.
A5) geopend is,
• Start de motor,
• Open geleidelijk de klep op de aanvoerzijde van de pomp,
• Na enkele seconden lawaaiige werking, wegens de uitstoting van eventuele lucht,
moet de pomp in de beoogde omstandigheden geruisloos en regelmatig werken,
zonder drukveranderingen.
ZO niet raadpleeg dan de tabel voor het opsporen van defecten (Hfdst. 10).
7.3 Legen van de pomp
Alvorens te beginnen, moet gecontroleerd worden of de pomp gestopt is en of
de vloeistof onder druk staat.
Als het nodig is de pomp te legen, voor onderhoud of voor lange periodes van
inactiviteit, dan moet men:
• De aanvoer- en zuigkleppen sluiten (4 en 8 in afb. A5);
• De restdruk ontladen op gecontroleerde wijze;
• het ventiel van de vuldop losdraaien (A1 of B1 in afb. A5);
• De afvoerdop (A3 of B3 in afb. A5) volledig verwijderen en wachten tot lediging
plaatsgevonden heeft;
• Breng de afvoerdop en het ventiel van de vuldop na de lediging opnieuw in positie
en draai ze vast (aanhaalkoppels in afb. A5).
N.B.: in enkele interne delen van de pomp kan vloeistof achterblijven. Voor de volledige
verwijdering ervan moet de pomp volledig gedemonteerd worden.
Als de afgevoerde vloeistof schadelijk kan zijn voor mensen, dieren of het milieu, dan
moet de vloeistof op correcte wijze verzameld en verwijderd worden.
8 ONDERHOUD EN ASSISTENTIE
Let op! In geval van stilstand wegens overbelasting gaan de apparaten met
motorbeveiliging en automatische reset automatisch opnieuw van start wanneer
de temperatuur onder het alarmniveau daalt.
Voordat ongeacht welke ingreep op de elektropomp uitgevoerd wordt, moet
gecontroleerd worden of de elektrische spanning onderbroken is en niet
accidenteel hersteld kan worden tijdens de onderhoudswerkzaamheden.
Als de elektropomp gebruikt wordt voor warme vloeistoffen en/of die
gevaarlijk zijn voor mensen, dieren of het milieu, informeer dan onmiddellijk
het personeel dat de reparatie uitvoert hierover. Indien nodig leeg en spoel de
pomp dan, reinig de externe oppervlakken en verzamel de vloeistof, zodat de
veiligheid van de bediener gegarandeerd wordt.
Laat de elektropomp alleen repareren door personeel dat geautoriseerd is door de
fabrikant om de garantie te handhaven en de veiligheid van het apparaat niet aan
te tasten. Gebruik alleen originele reserveonderdelen of die goedgekeurd zijn door
de fabrikant. Neem voor reserveonderdelen en handleidingen voor buitengewoon
onderhoud contact op met de fabrikant. Raadpleeg de volgende paragrafen voor de
vervanging van de motor of van de mechanische afdichting.
Gebruik altijd de PBM die voorgeschreven worden (zie het betreffende gedeelte).
Controleer regelmatig of geen condens binnenin de motor gevormd wordt (indien
drainagegaten aanwezig zijn).
De onderdelen die normaal aan slijtage onderhevig zijn, zijn de mechanische afdichting
en, waar aanwezig, de lagers van de druklagergroep. De slijtage houdt verband met
de werkbelasting. Periodieke controles van de staat van slijtage van deze onderdelen
verhogen de betrouwbaarheid en de levensduur van het product. Voer de controles
maandelijks uit, vaker als de werkomstandigheden dit vereisen en tijdens de eerste 500
werkuren.
• Verwijder, na de elektrische voeding te hebben weggenomen, een
verbindingsafscherming en observeer de doorgangszone van de as om eventuele
vloeistoflekken te kunnen zien die op slijtage van de afdichting wijzen.
• Let tijdens de normale werking op afwijkende geluiden en/of trillingen die van de
lagers afkomstig zijn, indien aanwezig.
Controleer dagelijks de aanwezigheid van de afschermingen en de werking van de
veiligheidsvoorzieningen.
Het is raadzaam om maandelijks de staat van bewaring van de kabels te controleren
(met name ter hoogte van de kabelgeleidingen) en de filters en/of het aanzuigrooster
van de installatie te reinigen.
Als de voedingskabel beschadigd is, moet hij vervangen worden door
gekwalificeerd personeel.
Voor de modellen die gebruik maken van een motor met interface IEC 160 of hoger
(motoren van meer dan 11 kW) wordt aangeraden de smering van het druklager te
controleren. Volg de instructies voor de SMERING VAN HET DRUKLAGER.
8.1 Reserveonderdelen
Gebruik originele reserveonderdelen, of die goedgekeurd zijn door de fabrikant, om
mogelijke risico's voor de gezondheid van het dienstdoend personeel en de gebruikers
te vermijden. Neem contact op met de leverancier en/of raadpleeg de tabellen van de
reserveonderdelen in de bijlage (afb. A23, A24, A25, a26) voor informatie.
8.2 Verwijdering van de motor
8.2.1 Pompen zonder druklagergroep tot 4 kW (afb. A14)
Verwijder de afschermingen die de verbinding bedekken.
Deblokkeer de drie pennen van het draaiende deel van de mechanische afdichting. N.B.:
Het volstaat ze een kwart slag terug te draaien. Als de pennen overmatig losgedraaid
worden, verliezen ze de koppeling met de mechanische afdichting.
Draai de schroeven los waarmee de motor op de pomp bevestigd is.
Draai de schroeven van de verbinding los en verwijder de twee delen van de verbinding.
Verwijder de motor.
8.2.2 Pompen met druklagergroep tot 4 kW (afb. A15)
Verwijder de afschermingen die de verbinding bedekken.
NEDERLANDS
31