Pompmodel
Pomptype
DMH 272-16
DMH 340-16
DMH 440-10
DMH 450-16
DMH 520-16
DMH 575-10
DMH 257
DMH 680-16
DMH 750-4
DMH 770-10
DMH 880-10
DMH 1150-10
DMH 1500-4
* Doseercapaciteit per doseerkop; verdubbel de capaciteit voor dubbelpompen.
** Maximale tegendruk
De pomp kan worden gebruikt in het bereik tussen
N.B.
10 % en 100 % van de maximale doseercapaciteit.
3.3.2 Nauwkeurigheid
•
Fluctuatie in de doseerdoorstroming: minder dan ± 1,5 % bin-
nen het regelbereik 10-100 %
•
Lineariteitafwijking: ± 2 % van de schaaleindwaarde.
Geldt voor:
•
water als doseermedium
•
volledig ontluchte doseerkop
•
Standaard pompversie.
3.3.3 Maximale voordruk
Pompmodel
DMH 251
DMH 252
DMH 253
DMH 254
DMH 255
DMH 257
344
50 Hz
Max. slagfre-
Q*
p max.**
quentie
[l/uur]
[bar]
[n/min]
272
16
56
340
16
73
440
10
56
450
16
98
520
16
112
575
10
73
680
16
146
750
4
73
770
10
98
880
10
112
1150
10
146
1500
4
146
[bar]
8
8
5
5
0,8
0,8
60 Hz
Max. slag-
Q*
p max.**
frequentie
[l/uur]
[bar]
[n/min]
326
16
67
408
16
88
528
10
67
540
16
118
624
16
134
690
10
88
-
-
-
900
4
88
924
10
118
1056
10
134
-
-
-
-
-
-
3.3.4 Minimale tegendruk bij de persklep van de pomp
Pompmodel
Alle
Een positief drukverschil van ten minste 2 bar is ver-
eist tussen de zuigklep en de persklep om de
doseerpomp correct te laten werken.
Wanneer de totale tegendruk (bij het doseerpunt) en
N.B.
geodetische hoogteverschil tussen de zuigklep en
het doseerpunt minder is dan 2 bar (20 m WC), moet
een veerbelaste klep direct vóór het doseerpunt wor-
den geïnstalleerd.
100 Hz
Max. slag-
Q*
p max.**
frequentie
[l/uur]
[bar]
[n/min]
544
16
112
680
16
146
880
10
112
-
-
-
-
-
-
1150
10
146
-
-
-
1500
4
146
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
[bar]
2