Kabelvereisten
Tab. 62
Vereisten voor een DSI buskabel
Kernparen × kernen
Met draden
Draaddiameter, kern
Afscherming
Karakteristieke impedantie
1) Opmerking: max. 25 m kan zonder draden gekruist worden.
(CH: Geldt ook voor kabeltype G51.)
Installatieregels
• Als een Mitel DECT radio-unit wordt gebruikt, sluit dan geen andere systeemtele-
foon aan op dezelfde DSI-bus.
• Als
Interface type
aan of één telefoon van de Dialog 4200 serie op de DSI-bus.
• Gebruik geen eindresistoren op het uiteinde van de bus.
• Vermijd het gebruik van kabels met verschillende diameter op dezelfde bus
• Gebruik de bijgeleverde kabels voor het aansluiten van systeemtelefoons
• Bekabeling van AD2 eindstations is beperkt tot paren van afzonderlijke speciale ka-
1)
bels.
Eindstations
De volgende systeemeindstations kunnen werken op de DSI-AD2 bus:
• MiVoice 5300 serie systeemtelefoons
• Mitel DECT radio-units
De systeemtelefoons op een DSI-AD2 bus worden geadresseerd via een selectiecijfer
met één cijfer aan het einde (TSD).
Voorbeeld:
He adres van een systeemtelefoon met TSD 2 op DSI interface 3.5 is 3.5-2.
Alleen systeemtelefoons van de Dialog 4200 serie kunnen worden gebruikt op een
DSI-DASL bus.
1) Geldt alleen voor Australië
Mitel 470
syd-0679/2.2 – R6.2 – 05.2020
is ingesteld op DSI-DASL, sluit dan slechts één systeemtelefoon
1 × 2 o 1 × 4
1)
ja
0,4 ... 0,6 mm
aanbevolen
< 130 Ω (1 MHz)
Installatie
149