esc
WAN 1.1
LAN
LAN
Fig. 34
Interfaces op het voorpaneel met poortaanduiding (voorbeeld)
4. 7. 1
Poortadressering
Een poortadres is altijd van het type x.y. X is het nummer van de kaartsleuf en y het
poortnummer.
De sleufnummering begint met 1 eindigt met 8 (zie "Aantal Mitel 470 sleuven",
page 116).
Met BRI-S interface- en DSI interfaceadressen is het selectiecijfer van het eindstation
(TSD) relevant, naast de sleuf- en poortnummers. Dit is altijd -1 analoog aan eindstati-
oninterfaces.
Tab. 45
Voorbeelden van interface-adressering
Sleuf
Gespreksmanagerkaart; FXS interface x.5
Interfacekaart op sleuf 4; interface x.3
Eindstation with TSD 2 op interfacekaart in sleuf 6; interface x.4
4. 7. 2
Netwerkinterfaces
Het uitrusten van het systeem met interfacekaarten verschaft de noodzakelijke netwer-
kinterfaces. Met uitzondering van de ethernet-interface, die ook staat voor een netwer-
kinterface via SIP-toegang, zitten er geen netwerkinterfaces op het Mitel 470 commu-
nicatieserver.
4. 7. 2. 1
Basissnelheid-interface BRI-T
Het installeren van BRI interfacekaarten betekent dat BRI netwerkinterfaces beschik-
baar zijn op de RJ45 aansluitpunten op het voorpaneel van de kaarten. De mogelijke
RJ45 aansluitpunten zijn in kleur gemarkeerd in de onderstaande figuur.
Mitel 470
syd-0679/2.2 – R6.2 – 05.2020
LAN 1.3
FXS 1.5
FXS 1.7
1
2
1.2
LAN 1.4
FXS 1.6
FXS 1.8
1
3
2
4
1
3
2
4
5
7
1
3
5
6
8
2
4
6
Installatie
1
3
5
7
2
4
6
8
7
9 -12
1-4
9 -12
17-20
25-28
8
13-16
5-8
13-16
21-24
29-32
Poortadres
1,5
4,3
6,4-2
131