C
4
HAPTER
Poortadressering
Een poortadres is altijd van het type x.y. (X is het nummer van de kaartsleuf en y het poortnummer.)
De sleufnummering begint met 0 (=moederbord) eindigt met 2 (voor Mitel 415) of 4 (voor Mitel 430).
Met BRI-S interface- en DSI interfaceadressen is het selectiecijfer van het eindstation (TSD) relevant,
naast de sleuf- en poortnummers. Dit is altijd -1 analoog aan eindstationinterfaces.
Table
4.5:Voorbeelden van interface-adressering
Slot
Moederbord; DSI interface x.5
Interfacekaart op sleuf IC1; interface x.3
Eindstation with TSD2 op interfacekaart in IC3;
interface x.4
Netwerkinterfaces
Het uitrusten van het systeem met interfacekaarten verschaft de noodzakelijke netwerkinterfaces. Met
uitzondering van de ethernet-interface, die ook staat voor een netwerkinterface via SIP-toegang, zitten er
geen netwerkinterfaces op het Mitel 415/430 moederbord.
Basissnelheid-interface BRI-T
Met de juiste interfacekaarten en bedradingsadapters kunnen BRI netwerkinterfaces beschikbaar
gemaakt worden op de RJ45 aansluitpunten 1.x ... 4.X (alleen voor Mitel 415 1.x en 2.x). De mogelijke
RJ45 aansluitpunten zijn in kleur gemarkeerd in de onderstaande figuur.
:
NOTE
Figure 4.19:
Aansluitmogelijkheden voor BRI
netwerkinterfaces
Poortadres
0,5
1,3
3,4-2
B
EKABELINGSINTERFACES
I
NSTALLATIE
119