Netwerken van communicatiesystemen
De OpenCom X320 bepaalt bij de verborgen nummering aan de hand van het
telefoonnummer welke route moet worden toegewezen. De voor deze "routing"
benodigde informatie kan u in een tot 100 ingaven omvattende nummeringstabel
configureren. In die tabel wijst u aan oproepnummers of het bereik van oproep-
nummers elk een route toe.
Een Standaard ingave in de nummeringstabel maakt de toewijzing "defaultroute"
voor alle overige niet toegewezen nummers mogelijk. Dit vereenvoudigt met
name de configuratie van de OpenCom X320 als subsysteem: u wijst als afzon-
derlijk item het standaardingave de route naar het hoofdsysteem toe.
telecom-
telecom-
c
e
systeem
systeem
d
100-199
200-299
3: e
4: b
b
h
5: h
S: c
a
g
S: d
telecom-
telecom-
i
systeem
systeem
400-499
500-599
3: i
S: a
S: g
Voorbeeld voor nummeringstabellen bij verborgen nummering
Het automatisch doorverbinden van verbindingswensen ("routing") d.m.v. bunde-
loverloop of standaardnummering kan leiden tot een "cirkelverbinding".
Om dit te verhinderen wordt bij elke doorverbinden via Q.SIG-kabels door een
teller ("transit-counter") meegeteld; bij het bereiken van een maximale waarde
wordt het doorverbinden gestopt.
10.4
Technische tips
Voor elke OpenCom X320 in een netwerk van communicatiesystemen moet een
verschillend communicatiesysteemnummer worden ingesteld. De instelling vindt
u in de Webconsole in het menu PBX Configuratie: Systeem: Instellingen onder
het hoofdstuk: Systeemverbinding met netwerk. Daar kan u ook de maximale
waarde voor de transit-teller vaststellen. Die waarde is afhankelijk van de topo-
logie van het netwerk van communicatiesystemen en moet het maximale aantal
mogelijke doorverbindingen realiseren.
U kan te allen tijde de verbindingsstatus van de aansluitingen via het Configu-
rator-menu Systeeminfo: PBX: Lijnen inzien. Controleer met name na configura-
148
telecom-
systeem
f
300-399
5: k
k
S: f
S:standaard
S:route
Technische tips