®
DECToverIP
9.2.2 Synchronisatie
Om ervoor te zorgen dat DECT-toestellen meerdere DECT-basisstations tegelij-
kertijd kunnen ontvangen, moeten alle DECT-basisstations op een locatie syn-
chroon zenden. De synchronisatie kan worden uitgevoerd via een U
maar niet via een ethernet/IP-verbinding. DECToverIP-basisstations worden der-
halve onderling gesynchroniseerd via de draadloze verbinding.
Bij het ontwerpen van een uitgebreid DECT-netwerk dient u rekening te houden
met de volgende punten:
■
Alle DECToverIP-basisstations op een locatie moeten minimaal één, maar het
liefst twee, naburige basisstations kunnen ontvangen. Voor de synchronisatie
is minder signaalsterkte nodig dan voor een gespreksverbinding.
■
De synchronisatie verspreidt zich naar de andere basisstations. Ter verhoging
van de storingsvrijheid dient u niet alle basisstations in een keten te plaatsen,
maar de verspreiding te ondersteunen door een zo goed mogelijk netwerk
waarin ieder basisstation meerdere synchronisatiepartners heeft.
■
Voor hersynchronisatie wordt eerst afgewacht tot alle actieve gesprekken zijn
afgesloten.
U kunt een DECT-netwerk met meerdere niet-bereikbare locaties ("clusters")
installeren. Een cluster omvat een aantal DECT-basisstations die onderling syn-
chroon zijn. Tussen DECT-basistations van verschillende clusters is een handover
niet mogelijk. Voor de DECT-basisstations van een tweede locatie dient u een
tweede cluster te configureren.
9.2.3 WLAN-functie instellen
De DECToverIP-basisstation RFP 42 beschikken bovendien over de functie
Wireless-LAN Access Points (WLAN-AP). WLAN staat voor de dataoverdracht door
middel van radiogolven volgens de standaard IEEE 802.11b/g. Met deze standaard
kunnen daarvoor uitgeruste eindtoestellen draadloos op een Ethernet-netwerk
(LAN) worden aangesloten. De dataoverdracht via radiogolven geschiedt met
hoge snelheden, waarbij al naargelang de omgevingsvoorwaaarden een snelheid
van 54mbit/s (bruto) kan worden bereikt.
132
Configuratie
-aansluiting,
pn