Praesideo 3,5 | Installatie- en gebruikershandleiding (IUI) | EN54-16: 2008
Bepaling / Eis
14.4.4 The monitoring device of 14.4.2 and 14.4.3 shall
have a time-base independent of that of the monitored
system. The functioning of the monitoring device, and the
signaling of a fault warning, shall not be prevented by a
failure in the execution of the program of the monitored
system.
14.4.5 In the event of a system fault as specified in 14.4. 1
a) or 14.6, those parts of the VACIE affected shall enter a
safe state not later than the indication of the system fault.
This safe state shall not result in the false activation of
mandatory outputs.
14.5 The storage of programs and data (see also
Annex C)
14.5. 1 All executable code and data necessary to comply
with this European Standard shall be held in memory that
is capable of continuous, unmaintained, reliable operation
for a period of at least 10 years.
14.5.2 For the program, the following requirements shall
apply:
a
the program shall be held in non-volatile memory,
which can only be written to at access level 4, and
b
it shall be possible to identify the version reference or
references of the program at access level 3. The
version reference or references shall be in
accordance with the documentation of 14.2.1.
14.5.3 For site-specific data, including emergency
message(s), the following requirements shall apply:
a
the alteration of site specific data shall only be
possible at access level 3 or 4;
b
the alteration of site specific data shall not affect the
structure of the program;
Bosch Security Systems | 2011-02
Conformiteit
Alle processors worden ofwel bewaakt door een
hardwarematige waakhond ofwel ze worden bewaakt door
een processor die bewaakt wordt door een
hardwarematige waakhond.
Daarbij wordt de correcte werking van de hoofdprocessor
van alle systeemelementen gevalideerd door
uitvoeringscontroles toe te voegen aan relevante locaties in
de code. Dit voorkomt dat belangrijke flow niet uitgevoerd
wordt.
Een correcte werking van de multi-threaded omgeving van
de netwerkcontroller wordt gevalideerd door de threads te
bewaken: alle relevante threads moeten rapporteren aan
één enkele thread die verantwoordelijk is voor het resetten
van de waakhond. Als threads niet binnen een bepaald
tijdsbestek rapporteren, wordt het voedingsproces van de
waakhond stopgezet. Deze bewakingsthread zelf wordt
door een hardwarematige waakhond bewaakt.
Zodra een andere unit dan de netwerkcontroller opnieuw
opstart, wordt deze unit opnieuw geïnitialiseerd en opnieuw
in zijn verwachte staat gebracht.
Zodra de netwerkcontroller opnieuw is opgestart en het
audio- en communicatienetwerk is weggevallen, nemen alle
units hun veilige status aan. De netwerkcontroller geeft de
units opdracht om zich te initialiseren en is na het opnieuw
opstarten weer ontvankelijk voor nieuwe prikkels.
Informatie over foutmeldingen en fatale fouten (waarvoor
een reboot nodig is) worden opgeslagen in SRAM voor
nabeschouwingen. Naast een display kan ook nog een
foutindicatielampje geleverd worden om een storing te
melden.
Praesideo is conform.
Alle Praesideo-programma's (direct-uitvoerbare code en
data) worden opgeslagen in Flash EEPROM.
Firmware (oftewel het programma) kan vervangen worden
met behulp van de File Transfer Application. Het gebruik
van de File Transfer Application vereist toegangsniveau 4.
De firmware-versie van de units met een LCD
(toegangsniveau 3) is zichtbaar op de units en de
webpagina van de firmware-upgrade (te bereiken via de
webinterface van de netwerkcontroller). De softwareversie
van de netwerkcontroller is zichtbaar op het display van de
netwerkcontroller en de web-startpagina. Toegangsniveau
3 is nodig om toegang te verkrijgen tot de webinterface van
de netwerkcontroller.
Wijzigingen in de locatiespecifieke gegevens kunnen alleen
aangebracht worden via de webpagina's die aangeboden
worden door de webinterface van de netwerkcontroller
(configuratiedata) en via de File Transfer Application
(berichtensets). Toegangsniveau 3 is nodig om toegang te
verkrijgen tot de webinterface van de netwerkcontroller. Het
gebruik van de File Transfer Application vereist
toegangsniveau 4.
Configuratie van het Praesideo-systeem is zodanig
geïmplementeerd dat deze gegevensgestuurd is en maakt
dus geen deel uit van het direct-uitvoerbare programma.
Ook het overbrengen van berichtensets naar het
Praesideo-systeem is gegevensgestuurd en maakt geen
deel uit van het direct-uitvoerbare programma. Wijzigingen
in de locatiespecifieke gegevens zullen derhalve de
structuur van het programma niet beïnvloeden.
nl | 58
Handtekening