Praesideo 3.5 | Installatie- en gebruikershandleiding | 9 | Systeemconfiguratie
43.2.3 Audio-ingangen
figuur 43.5: Netwerkcontroller configureren, stap 4
Let op
Zet Phantom alleen op On bij op de XLR-connector
van de audio-ingang aangesloten
condensatormicrofoons.
tabel 43.2: Configuratie van de audio-ingangen
Onderdeel
Input
Audiotype
Input gain
Functie ingang
Phantom
Verbindingsbewaking
Bosch Security Systems | 2011-02
Waarde
Lijn
Microfoon
-8 tot 7 dB (mic)
0 tot 12 dB (lijn)
Auxiliary
AVC
On, Off
On, Off
Beschrijving
Unieke naam van de audio-ingang. De ingang kan via het
aankruisvakje worden geactiveerd en geïnactiveerd.
Hiermee stelt u het type geluidsbron in: ofwel lijn (Line) ofwel
microfoon (Microphone).
Stelt de ingangsverhoging voor de XLR-ingang en voor de
Cinch-ingang (alleen lijn) in, onder verwijzing naar het
nominale ingangsniveau.
Hiermee stelt u de microfoonfunctie in. Hulpmicrofoons
(Auxiliary) kunnen voor het uitzenden van oproepen worden
gebruikt. AVC-microfoons (AVC) dienen om het
omgevingsgeluidsniveau te meten. Op de netwerkcontroller of
de audio-uitbreiding aangesloten microfoons worden niet
bewaakt. Sluit als bewaking vereist is de microfoon op een
vermogensversterker aan.
Hiermee bepaalt u of de microfoon fantoomvoeding krijgt (On)
of niet (Off). Dit onderdeel is alleen beschikbaar als (2) op
Microphone is gezet. De fantoomvoeding is alleen actief als de
microfooningang voor een oproep is geactiveerd.
Hiermee specificeert u of de piloottoondetector van 20 kHz
van de ingang is ingeschakeld (On) of uitgeschakeld (Off).
Deze functie is alleen beschikbaar als Audio type op Line is
gezet. Er wordt bewaking van de kabel en de verbinding
geboden als de bron een piloottoon gebruikt.
nl | 343