FN15: PRINT: teksten of Q-parameterwaarden
uitgeven
Data-interface instellen: bij het menupunt PRINT resp.
PRINTTEST wordt het pad vastgelegd waaronder de TNC
de teksten of de waarden van Q-parameters moet
opslaan. Zie "Toewijzing", bladzijde 616.
Via de Ethernet-interface kunnen met FN15 geen
gegevens worden uitgegeven.
Met de functie FN 15: PRINT kunnen waarden van Q-parameters en
foutmeldingen via de data-interface uitgegeven worden, bijv. naar een
printer. Wanneer de waarden intern opgeslagen of naar een andere
computer uitgegeven worden, slaat de TNC de gegevens op in het
bestand %FN15RUN.A (uitvoer tijdens de programma-uitvoering) of in
het bestand %FN15SIM.A (uitvoer tijdens de programmatests).
De uitvoer vindt gebufferd plaats en wordt uiterlijk aan het PGM-einde
of wanneer het PGM wordt gestopt, geactiveerd. In de werkstand
Programma-uitvoering regel voor regel start de data-overdracht aan
het regeleinde.
Dialogen en foutmeldingen uitgeven met FN 15: PRINT
"getalwaarde"
Getalwaarde 0 t/m 99:
Vanaf 100:
Voorbeeld: dialoognummer 20 uitgeven
67 FN15:
PRINT 20
Dialogen en Q-parameters uitgeven met FN15: PRINT "Q-
parameters"
Toepassingsvoorbeeld: registreren van een werkstukmeting.
Er kunnen max. zes Q-parameters en getalwaarden tegelijkertijd
uitgegeven worden. Deze worden door de TNC d.m.v. schuine
strepen gescheiden.
Voorbeeld: dialoog 1 en getalwaarde Q1 uitgeven
70 FN15:
PRINT1/Q1
HEIDENHAIN iTNC 530
dialogen voor fabrikantencycli
PLC-foutmeldingen
551