4.13 Palletbeheer
Toepassing
Het palletbeheer is een machine-afhankelijke functie
Hieronder wordt de standaard functie-omvang
omschreven. Raadpleeg tevens het machinehandboek.
Pallettabellen worden voor de bewerkingscentra met palletwisselaars
toegepast: de pallettabel roept voor de verschillende pallets de
daarbijbehorende bewerkingsprogramma's op en activeert de
overeenkomstige nulpuntverschuivingen resp. nulpunttabellen.
Pallettabellen kunnen ook worden toegepast om verschillende
programma's met verschillende referentiepunten na elkaar af te
werken.
Pallettabellen bevatten onderstaande gegevens:
PAL/PGM (verplichte invoer):
sleutel pallet of NC-programma (met toets ENT resp. NO ENT
kiezen)
NAME (verplichte invoer):
pallet- resp. programmanaam . De palletnaam wordt door de
machinefabrikant vastgelegd (raadpleeg het machinehandboek).
Programmanaam moet in dezelfde directory opgeslagen zijn als de
pallettabel, anders moet de volledige padnaam van het programma
worden ingevoerd
PRESET (invoer optioneel): p
resetnummer uit de presettabel. Het hier gedefinieerde
presetnummer wordt door de TNC óf als palletreferentiepunt (invoer
PAL in kolom PAL/PGM) óf als werkstuk-referentiepunt (invoer PGM in
regel PAL/PGM) geïnterpreteerd
DATUM (invoer optioneel):
naam van de nulpunttabel. Nulpunttabellen moeten in dezelfde
directory opgeslagen zijn als de pallettabel, anders moet de
volledige padnaam van de nulpunttabel worden ingevoerd.
Nulpunten uit de nulpunttabel worden in het NC-programma met
cyclus 7 NULPUNTVERSCHUIVING geactiveerd
144
4 Programmeren: basisbegrippen, bestandsbeheer, programmeerondersteuning, palletbeheer