Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak
Diepte kopvlakzijde Q358 (incrementeel): afstand
tussen werkstukoppervlak en gereedschapspunt bij
verzinken aan kopvlakzijde
Verspringing verzinken kopvlakzijde Q359
(incrementeel): afstand waarmee de TNC het midden
van het gereedschap vanuit het midden van de tap
verspringt
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak
2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas waarin een botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spaninrichting)
uitgesloten is
Aanzet vrijloop Q254: verplaatsingssnelheid van het
gereedschap bij het vrijlopen in mm/min
Aanzet frezen Q207: verplaatsingssnelheid van het
gereedschap bij frezen in mm/min
350
Voorbeeld: NC-regels
25 CYCL DEF 267 BUITENSCHROEFDR. FR.
Q335=10
;NOMINALE DIAMETER
Q239=+1.5
;SPOED
Q201=-20
;DRAADDIEPTE
Q355=0
;STAPPEN
Q253=750
;AANZET VOORPOS.
Q351=+1
;FREESWIJZE
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFSTAND
Q358=+0
;DIEPTE KOPVLAKZIJDE
Q359=+0
;VERSPRINGING
KOPVLAKZIJDE
Q203=+30
;COÖR. OPPERVLAK
Q204=50
;2E VEILIGHEIDSAFST.
Q254=150
;AANZET VRIJLOOP
Q207=500
;AANZET FREZEN
8 Programmeren: cycli