4.14 Palletbedrijf met
gereedschapsgeoriënteerde
bewerking
Toepassing
Het palletbeheer is in combinatie met de
gereedschapsgeoriënteerde bewerking een machine-
afhankelijke functie. Hieronder wordt de standaard
functie-omvang omschreven. Raadpleeg tevens het
machinehandboek.
Pallettabellen worden voor de bewerkingscentra met palletwisselaars
toegepast: de pallettabel roept voor de verschillende pallets de
daarbijbehorende bewerkingsprogramma's op en activeert de
overeenkomstige nulpuntverschuivingen resp. nulpunttabellen.
Pallettabellen kunnen ook worden toegepast om verschillende
programma's met verschillende referentiepunten na elkaar af te
werken.
Pallettabellen bevatten onderstaande gegevens:
PAL/PGM (verplichte invoer):
met de invoer PAL wordt de tabelidentificatie vastgelegd, met FIX
wordt een opspanningsniveau gemarkeerd en met PGM wordt een
werkstuk aangegeven
W-STATE :
actuele bewerkingsstatus. Met de bewerkingsstatus wordt de
voortgang van de bewerking vastgelegd. Geef voor het onbewerkte
werkstuk BLANK op. De TNC verandert deze invoer bij de bewerking
in INCOMPLETE en na de complete bewerking op ENDED. Met de invoer
EMPTY wordt een plaats aangeduid waarop geen werkstuk is
opgespannen of geen bewerking moet plaatsvinden
METHOD (verplichte invoer):
geeft aan volgens welke methode de programma-optimalisatie
plaatsvindt. Met WPO vindt de bewerking werkstukgeoriënteerd
plaats. Met TO vindt de bewerking van het werkstuk
gereedschapsgeoriënteerd plaats. Om de onderstaande
werkstukken in de gereedschapsgeoriënteerde bewerking mee te
nemen, moet gebruik worden gemaakt van de invoer CTO (continued
tool oriented). De gereedschapsgeoriënteerde bewerking is ook
voor opspanningen van een pallet mogelijk, echter niet voor
meerdere pallets
NAME (verplichte invoer):
pallet- resp. programmanaam . De palletnaam wordt door de
machinefabrikant vastgelegd (raadpleeg het machinehandboek).
Programma's moeten in dezelfde directory opgeslagen zijn als de
pallettabel, anders moet de volledige padnaam worden van het
programma worden ingevoerd
PRESET (invoer optioneel): presetnummer uit de presettabel. Het hier
gedefinieerde presetnummer wordt door de TNC óf als
palletreferentiepunt (invoer PAL in kolom PAL/PGM) óf als werkstuk-
referentiepunt (invoer PGM in regel PAL/PGM) geïnterpreteerd
148
4 Programmeren: basisbegrippen, bestandsbeheer, programmeerondersteuning, palletbeheer