Startpunt 1e as Q225 (absoluut): coördinaat van het
startpunt in de hoofdas van het bewerkingsvlak
Startpunt 2e as Q226 (absoluut): coördinaat van het
startpunt in de nevenas van het bewerkingsvlak
Afstand 1e as Q237 (incrementeel): afstand tussen
de afzonderlijke punten op de lijn
Afstand 2e as Q238 (incrementeel): afstand tussen
de afzonderlijke lijnen
Aantal kolommen Q242: aantal bewerkingen op de lijn
Aantal lijnen Q243:aantal lijnen
Rotatiehoek Q224 (absoluut): hoek waarmee het
totale patroon wordt geroteerd. Het rotatiecentrum
ligt in het startpunt
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak
2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas waarin een botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spaninrichting)
uitgesloten is
Naar veilige hoogte verplaatsen: Q301: vastleggen
hoe het gereedschap zich tussen de bewerkingen
moet verplaatsen:
0: tussen de bewerkingen naar veiligheidsafstand
verplaatsen
1: tussen de bewerkingen naar de 2e
veiligheidsafstand verplaatsen
HEIDENHAIN iTNC 530
Voorbeeld: NC-regels
54 CYCL DEF 221 PATROON OP LIJNEN
Q225=+15
;STARTPUNT 1E AS
Q226=+15
;STARTPUNT 2E AS
Q237=+10
;AFSTAND 1E AS
Q238=+8
;AFSTAND 2E AS
Q242=6
;AANTAL KOLOMMEN
Q243=4
;AANTAL LIJNEN
Q224=+15
;ROTATIEPOSITIE
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFSTAND
Q203=+30
;COÖR. OPPERVLAK
Q204=50
;2E VEILIGHEIDSAFST.
Q301=1
;VERPL. NAAR VEILIGE
HOOGTE
397