lampje gaat branden. De dagrijlichten gaan automatisch aan
nadat het voertuig is gestart.
1
Koplamp AUTO: koplampbedieningsschakelaar. Als de
koplampschakelaar in stand Koplamp AUTO
gaan de koplampen automatisch aan en uit afhankelijk van
het omgevingslicht. De dagrijlichten gaan na het starten van
het voertuig automatisch aan als er geen andere lampen
branden.
2
Positielamp: schakelaar voor positielampen. Als de
koplampschakelaar in de stand Positielamp
de volgende lampen branden:
• Positielampen
• Kentekenplaatverlichting
• Dashboardverlichting
3
Dimlicht: dimlichtschakelaar van de koplampen.
Als de koplampen blijven branden wanneer het voertuig
is geparkeerd, loopt de accu leeg en kan het voertuig
mogelijk niet meer gestart worden. Er klinkt een
geluidswaarschuwing als de koplampschakelaar aan
staat wanneer het voertuig wordt uitgeschakeld.
Opmerking: als de koplampbedieningsschakelaar in de
stand Koplamp AUTO
uitgeschakeld, staat de koplampbedieningsschakelaar
nog steeds in stand Koplamp AUTO
weer is ingeschakeld.
Opmerking:
als
de
niet in de stand Koplamp AUTO
het
voertuig
werd
62
Voordat u gaat rijden
is gedraaid,
staat, gaan
stond voordat het voertuig werd
nadat het voertuig
koplampbedieningsschakelaar
stond voordat
uitgeschakeld,
staat
koplampbedieningsschakelaar in de stand Koplamp UIT
nadat het voertuig weer is ingeschakeld.
Opmerking: zie "Schakelaars op stuurkolom en stuurwiel"
in dit gedeelte voor meer bedieningsinstructies voor
richtingaanwijzers en koplampen.
4
Koplamp UIT: schakelaar koplamp UIT. Druk op de
Koplamp UIT-schakelaar om de lamp uit te schakelen.
5
Mistlamp vooraan: schakelaar mistlamp vooraan.
Wanneer de contactschakelaar naar de stand "ON" (AAN) is
gedraaid, drukt u op de schakelaar mistlamp vooraan
de voorste mistlamp in te schakelen. Wanneer de voorste
mistlampen worden ingeschakeld, gaat het "controlelampje
mistlamp
vooraan
branden. Druk nogmaals op de schakelaar mistlamp
vooraan
om de voorste mistlamp uit te schakelen.
6
Mistlamp achteraan: schakelaar mistlamp achteraan.
Wanneer de contactschakelaar naar de stand "ON" (AAN)
is gedraaid en het dimlicht, het grootlicht of de mistlamp
vooraan is ingeschakeld, drukt u op de schakelaar voor
de mistlamp achteraan
te schakelen. Druk nogmaals op de schakelaar mistlamp
achteraan
om de achterste mistlampen uit te schakelen.
Als u terwijl de andere lampen uitgeschakeld zijn op de
schakelaar mistlamp achteraan
mistlampen samen met het dimlicht branden. Druk
nogmaals op de schakelaar mistlamp achteraan
achterste mistlampen en het dimlicht te doven. Wanneer
de mistlampen achteraan worden ingeschakeld, gaat het
"controlelampje mistlamp achteraan (geel)" op het combi-
de
instrument branden.
(groen)"
op
het
combi-instrument
om de achterste mistlampen in
drukt, gaan de achterste
om
om de