wordt niet geactiveerd wanneer de richtingaanwijzers, de
achteruitrijcamera en de 360°-camera in werking zijn.
Detectie van abnormaal gedrag
Wanneer de bestuurder rookt of belt, beoordeelt de DMS-
camera of de bestuurder momenteel ongepast rijgedrag
vertoont, zoals roken, bellen tijdens het rijden enz., door
objecten in de hand van de bestuurder en de positie ervan te
detecteren. Als overeenstemmend gedrag wordt gedetecteerd,
zal het systeem een pop-up op het combi-instrument
weergeven om dergelijk ongepast rijgedrag zoveel mogelijk te
vermijden, en wordt er een mogelijke correctie voorgesteld.
Deze functie werkt wanneer de snelheid van het voertuig niet
lager is dan 20 km/h.
158
Starten en rijden
Banden
GEBREKKIGE BANDEN ZIJN GEVAARLIJK!
Rij NIET in uw voertuig als een of meer banden te
zeer versleten of beschadigd zijn of niet de juiste
bandendruk hebben.
Belaad het voertuig NIET te zwaar.
Een onjuiste bandendruk of een niet-gebalanceerde wiel-
bandcombinatie kan de stabiliteit ernstig aantasten, vooral
wanneer met zware lading of op hoge snelheid wordt gereden.
Een te lage bandendruk verhoogt de rolweerstand en daarmee
het brandstofverbruik, en versnelt de bandenslijtage, wat leidt
tot beschadiging van de banden of zelfs een ongeval.
Houd bij het rijden altijd rekening met de toestand van de
banden. De meestvoorkomende oorzaken van kapotte banden
zijn:
• Tegen stoepranden aan rijden.
• Over diepe gaten in het wegdek rijden.
• Een te lage of te hoge bandendruk.
Een ongelijke slijtage van het loopvlak kan veroorzaakt zijn
door een onjuiste wieluitlijning. Zie "Banden" in het deel
"Onderhoud en service".