Controle en rotatie van de banden
Om een gelijkmatige bandenslijtage te bereiken, wordt
aanbevolen om de banden elke 5.000 km te controleren en
indien nodig de wieluitlijningsparameters te controleren bij
leeggewicht van het voertuig. Als er onregelmatige slijtage
wordt vastgesteld, moet de positie van de banden worden
gewijzigd en moet de wieluitlijning zo nodig worden aangepast.
Controleer tijdens het omkeren van de band of de banden de
juiste dynamische balans hebben.
Controleer tijdens het onderling verwisselen van de banden op
ongelijkmatige slijtage en beschadigingen. Abnormale slijtage
wordt meestal veroorzaakt door een verkeerde bandendruk,
slechte uitlijning, slechte dynamische wielbalans, noodstop of
veel bochtenwerk. Controleer het loopvlak of de zijkant van de
band op schade ten gevolge van aanrijdingen of blazen. Als
aan een van deze voorwaarden wordt voldaan, moet de band
worden vervangen. Als materiaal of koord zichtbaar is, moet de
band ook worden vervangen. Pas na het onderling verwisselen
van de banden de bandendruk van de voor- en achterbanden
aan zoals aangegeven op het bandenspanningsetiket op het
voertuig en controleer of de wielmoeren goed vastzitten.
Werkwijze onderling verwisselen van de banden
Onderhoud en service
Veiligheidsgordels
Inspectie
De gordels zijn tevens voorzien van een gevoelige
spaninrichting die ontworpen is om alleen te
blokkeren bij een sterke acceleratie, vertraging of
bijvoorbeeld in een scherpe bocht.
Probeer
door uw bovenlichaam opzettelijk naar voren te
"lanceren".
Controleer ALLE veiligheidsgordels als volgt:
• Inspecteer alle verankeringspunten op stevige bevestiging.
• Steek de tong in de gesp en controleer of de gesp
goed vastklikt. Duw de rode knop in en controleer of de
vergrendeling goed loskomt.
• Rol de gordel tot de helft uit, houd hem vast bij de
tong en geef er een ferme ruk aan. Controleer of het
veiligheidsmechanisme de gordel automatisch blokkeert en
verder afrollen voorkomt.
NIET
de
blokkeerinrichting
te
testen
4
207