Accu opladen
Waarschuwing
Bij het opladen produceert de accu gassen die tot
ontploffing kunnen komen.
Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor
dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu
komen.
Belangrijk
Zorg ervoor dat de accu altijd volledig
geladen is (soortelijk gewicht 1.265). Dit is vooral
belangrijk om beschadiging van de accu bij temperaturen
beneden 0 C te voorkomen.
1. Verwijder de accu uit het chassis, zie Accu verwijderen,
blz. 47.
2. Controleer het zuurpeil; zie Zuurpeil controleren,
blz. 46.
3. Zorg ervoor dat de vuldoppen op de accu zijn geplaatst.
Laad de accu 10 tot 15 minuten op bij 25 tot 30 A of 30
minuten bij 4–6 A.
4. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de
acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de
oplaadkabels los van de accuklemmen (Fig. 67).
4
2
Figuur 67
1. Pluspool van de accu
2. Minpool van de accu
5. Monteer de accu in de machine en sluit de accukabels
aan; zie Accu monteren, blz. 46.
Opmerking: Gebruik de machine nooit wanneer de accu is
losgekoppeld; dit kan beschadigingen aan het elektrische
systeem tot gevolg hebben.
3
1
m–4970
3. Rode (+) oplaadkabel
4. Zwarte (–) oplaadkabel
48
Grasgeleider vervangen
Waarschuwing
Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan het
maaidek voorwerpen in de richting van de
bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig
letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in
contact komen met het mes.
Gebruik de maaimachine nooit zonder afdekplaat,
mulchplaat of een grasafvoer en een grasvanger.
Controleer of de grasgeleider omlaag staat.
1. Verwijder de borgmoer, bout, veer en afstandsstuk
waarmee de bevestigingen van de grasgeleider
vastzitten op de draaibeugels (Fig. 68). Verwijder een
beschadigde of versleten grasgeleider.
2. Plaats de afstandsstuk en de veer op de grasgeleider.
Plaats het rechte eind van de veer achter de rand van het
maaidek.
Opmerking: Zorg ervoor dat het rechte eind van de veer is
gemonteerd achter de rand van het maaidek voordat u de
bout plaatst zoals wordt aangegeven in Figuur 68.
3. Monteer de bout en de moer. Plaats het haakeind van de
veer rond de grasgeleider (Fig. 68).
Belangrijk
De grasgeleider moet omlaag in positie
kunnen klappen. Til de grasgeleider omhoog om te
controleren of deze volledig omlaag klapt.
8
6
1
Figuur 68
1. Bout
2. Afstandsstuk
3. Borgmoer
4. Veer
5. Veer, gemonteerd
4
2
3
5
7
m–5037
6. Grasgeleider
7. Achter rand van maaidek
monteren alvorens bout te
plaatsen.
8. Haakeind van veer