Schuinstand van het maaidek instellen
1. Zet het rechter maaimes in de schuinstand (Fig. 56).
2. Meet bij punt A (Fig. 56) de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijrand van het rechter
maaimes (Fig. 57).
3. Noteer deze afstand.
4. Meet bij punt B (Fig. 56) de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijrand van het rechter
maaimes (Fig. 57).
5. Noteer deze afstand.
6. Het maaimes moet 6 tot 10 mm lager staan bij punt A
dan bij puntB (Fig. 56). Indien dit niet het geval is,
gaat u als volgt te werk.
Vóór
Figuur 56
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN HORIZONTAAL
OPPERVLAK
Figuur 57
Opmerking: Beide voorste wartels moeten in dezelfde
mate worden afgesteld ten behoeve van een gelijkmatige
kettingspanning.
7. Draai de contramoeren op de voorkant van de rechter-
en linkerwartel ongeveer 13 mm (Fig. 58) los.
8. Draai aan de drukmoeren op de linker- en rechterzijde
van de machine totdat de voorkant van het maaimes
bij A 6 tot 10 mm lager staat dan de achterkant bij B
(Fig. 58).
9. Draai de contramoeren van beide wartels vast tegen de
voorste wartel om de hoogte te borgen.
10. Controleer of de spanning op de kettingen gelijk is, en
stel opnieuw af indien dit nodig is.
Drukveer afstellen
1. Zet de hefhendel van het maaidek omhoog in de
transportstand (Fig. 58).
2. Controleer de afstand tussen de twee grote ringen; deze
moet 260 mm bedragen (Fig. 58).
3. U kunt deze afstand instellen door de contramoer van de
veer los te draaien en vervolgens te draaien aan de moer
op de voorkant van elke veer (Fig. 58). Als u de moer
rechtsom draait, wordt de veer korter; als u de moer
linksom draait wordt de veer langer.
4. U borgt de moer in deze positie door de contramoer van
de veer vast te draaien (Fig. 58).
8
2
m–6921
m–1078
1. 260 mm tussen de grote
ringen
2. Voorste moer
3. Contramoer van veer
4. Voorste wartel
Duwarmen afstellen
m–2539
Indien nodig kunt u de duwarmen afstellen om de spanning
van de drijfriem van het maaidek te verhogen of te
verminderen.
1. Om de duwarmen af te stellen, draait u de contramoer
los en draait u de kogelverbinding telkens één slag
linksom (Fig. 59).
2. Stel beide zijden in gelijke mate af. De nominale lengte
van elke duwarm moet 389 mm zijn (Fig. 59).
Opmerking: U verhoogt de spanning door de duwarmen te
verlengen en u vermindert de spanning door de duwarmen
korter te maken.
1
1. Duwarm
2. 389 mm nominaal
43
8
1
6
7
3
Vóór
Figuur 58
5. Contramoer van wartel
6. Drukmoer
7. Voorste steunarm
8. Grote ring
3
4
2
Figuur 59
3. Contramoer
4. Kogelverbinding
4
5
m–6273